§1 Waarom mensen migreren

§1 Waarom mensen migreren
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

§1 Waarom mensen migreren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het begrip arbeidsmigrant?
A
Als je zonder geldige papieren in een land verblijft.
B
Iemand die (tijdelijk) in een ander land gaat wonen om er te werken.
C
Verhuizen naar ander land/woonplaats voor werk.
D
Hoogopgeleide migrant die verhuist voor werk.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bevolkingsgroep kwam na het afschaffen van de koloniën veel naar Nederland?
A
Indiërs
B
Afrikanen
C
Chinezen
D
Surinamers

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom emigreerden veel mensen na de Tweede Wereldoorlog naar Canada?
A
Ze hoopten op een beter leven in het nieuwe land.
B
Ze wilden graag goed Engels leren spreken
C
Ze waren het Nederlandse weer zat.
D
Ze konden daar stukken land kopen.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand die verhuist naar een andere woonplaats of een ander land om daar te werken.
Hoogopgeleide migrant die naar een ander land gaat om te werken
Iemand die vertekt uit een gebied of land 
Iemand die vanwege bijvoorbeeld oorlog vertrekt uit zijn regio of ander land 
Emigrant 
Arbeidsmigrant
Kennismigrant
Vluchteling

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is migratie?
A
verhuizen binnen eigen land
B
afscheiding van groepen
C
verhuizen over een bepaalde grens
D
vluchten voor een natuurramp

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer heeft iemand geen migratieachtergrond?
A
Als één van de ouders in het buitenland geboren is
B
Als opa of oma in het buitenland geboren is
C
Als die persoon zelf in het buitenland geboren is
D
Als beide ouders in het buitenland geboren zijn

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertrekredenen
Vestigingsredenen
Armoede
Werkloosheid
Discriminatie
Hoge baankans
Hoog inkomen
Goede opleidingsmogelijkheden
Beter klimaat

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie migreren naar de EU?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoogopgeleide migrant die naar een ander land gaat om daar te werken
A
vluchteling
B
kennismigrant
C
gastarbeider
D
asielzoeker

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we een arbeidsmigrant die een korte tijd in een ander gebied woont om daar te werken?
A
kennismigrant
B
toerist
C
emigrant
D
seizoensmigrant

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een Amerikaan die naar Nederland komt om bij een bepaald bedrijf te werken, noemen we een:


A
gastarbeider
B
vluchteling
C
asielzoeker
D
kennismigrant

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke groep krijgt makkelijk een visum?
A
Vluchtelingen
B
Studenten
C
Kennismigranten
D
Asielzoekers

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I. Kennismigranten hebben vaak een hoge opleiding.
II. Een politieke vluchteling is een migrant.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I. Een kennismigrant is een hoogopgeleide gastarbeider.
II. Een vluchteling is een migrant.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Migratie is dus het verhuizen naar een andere plek. Wat voor soort migratie komt het meeste voor?
A
Arbeidsmigranten
B
Binnenlandse migratie
C
Vluchtelingen
D
Migratie voor de liefde

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is migratie?
A
verhuizen binnen eigen land
B
afscheiding van groepen
C
verhuizen over een bepaalde grens
D
vluchten voor een natuurramp

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beste omschrijving van een kolonie?
Een kolonie is ...
A
een land dat zelf niet de baas is.
B
een land dat bestuurd word door een moederland.
C
een land dat een ander land bestuurd.
D
een land waarvan het bestuur in een ander land is.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nigeria was een kolonie van Frankrijk. Wat betekent kolonie?
A
Frankrijk had handel met Nigeria
B
Frankrijk ontdekte Nigeria
C
Frankrijk was de baas over Nigeria
D
Nigeria is een bondgenoot van Frankrijk

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gastarbeiders waren ...
A
Vluchtelingen
B
Arbeidsmigranten
C
Asielzoekers
D
Mensen uit de voormalige kolonies

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gastarbeiders kwamen uit Turkije en Syrië
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gastarbeiders
A
Mensen uit de EU die hier komen om te werken
B
Toestemming aanvragen om hier te mogen verblijven
C
Moet vluchten uit zijn land omdat zijn leven in gevaar is
D
Iemand die naar Nederland komt om te trouwen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer ben je een gastarbeider?
A
Als je in Nederland bent geboren, in Nederland woont en in Nederland werkt.
B
Als je in Duitsland bent geboren en in Nederland permanent werkt,
C
Als je in het Duitsland bent geboren en in Nederland tijdelijk werkt.
D
Als je in Nederland bent geboren, in Duitsland woont en in Nederland werkt.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veel gastarbeiders kwamen vanaf '60 in NL werken. Waarom werden zij 'gastarbeiders' genoemd?
Tekst
A
Zij waren betere arbeiders dan de Nederlanders.
B
Ze waren in Nederland te gast, ze zouden terugkeren.
C
Ze waren speciale gasten, ze hadden een andere cultuur.
D
De arbeiders werden naar NL gehaald om hier te werken.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke groep hoort bij gastarbeiders?
A
Surinamers
B
Turken
C
Somaliers
D
Duitsers

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn gastarbeiders
A
Mensen die van een ander land komen en in jou land gaan werken
B
Mensen die in de restaurants van die tijd werkten
C
Mensen die voor altijd in je land werken die je helpen met alles
D
Tijdelijke schoonmakers in je huis

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gezinsvorming en gezinshereniging.
Wat is het verschil?
A
Geen, dat is hetzelfde
B
Hereniging: de familie komt naar de immigrant
C
Vorming: de immigrant haalt nieuwe partner uit buitenland
D
Hereniging is toegestaan, vorming niet

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gezinshereniging
A
Iemand die naar Nederland komt om te trouwen
B
Toestemming aanvragen om hier te mogen verblijven
C
Gebieden die werden verovert en gebruikt om winst te maken
D
De familie leden komen weer bij elkaar

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is gezinshereniging?
A
Terug verhuizen naar het land waar je bent geboren.
B
Verhuizen om te trouwen met iemand in het buitenland.
C
Verhuizen naar het land waar een van je ouders al een tijd woont en werkt.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN vereiste voor gezinshereniging vluchtelingen
A
Gezinsband in buitenland hebben bestaan
B
Binnen 3 maanden aanvraag indienen
C
Binnen EU hebben gewoond
D
Alleen echtgenoten/partners

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gezinshereniging is een voorbeeld van een...
A
Politiek motief
B
Economisch motief
C
Sociaal motief
D
Liefdevol motief

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Groen, rust, meer ruimte. Dit zijn voorbeelden van
A
vertrekredenen
B
vestigingsredenen.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

•Vertrekredenen:

A
armoede en werkloosheid
B
discriminatie en werk
C
godsdienst en veilig leven
D
werk en goede opleidingen

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een kennismigrant werkt waarschijnlijk als
A
fruit teler
B
IT'er
C
bankier
D
verpleegkundige

Slide 34 - Quizvraag

verpleegkundigen: men wilt dit wel doen / is er mee bezig op dit moment om mensen uit Fillipijnen hier te halen / india.
Mahmood voerde in Irak actie tegen de regering. Hij werd gezocht door de politie maar kon nog net naar Nederland ontsnappen, waar hij asiel aanvroeg. Tot welke groep migranten behoort hij?
A
Kennismigrant
B
Buitenlander
C
Vluchteling
D
Arbeidsmigrant

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoogopgeleide migrant die naar een ander land gaat om daar te werken
A
vluchteling
B
kennismigrant
C
gastarbeider
D
asielzoeker

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kennismigranten van buiten de EU
A
Mogen zonder voorwaarden komen
B
Mogen Nederland in, onder voorwaarden
C
Mogen Nederland niet in

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor jobs zouden kennismigranten vooral doen?
A
Fruit plukken in een kas
B
Programmeren van software/apps
C
Vrachtwagen bestuurder
D
Lesgeven bij een hogeschool

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een asielzoeker die in Nederland komt ...
A
mag alleen in Nederland blijven als hij een baan vindt.
B
mag een baan zoeken als hij in Nederland mag blijven.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een asielzoeker?
A
Een vluchteling die in het dierenasiel wil werken
B
Een vluchteling die in Nederland bescherming vraagt
C
Nederlands die zoeken naar een opvang voor hun huisdieren
D
Iemand die zijn land ontvlucht is omdat het er niet veilig is

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Asielzoeker
A
Mensen uit de EU die hier komen om te werken
B
Toestemming aanvragen om hier te mogen verblijven
C
Moet vluchten uit zijn land omdat zijn leven in gevaar is
D
Iemand die naar Nederland komt om te trouwen

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een asielzoeker wordt hier alleen toegelaten als hij:
A
in zijn eigen land geen werk heeft.
B
in zijn eigen land gevaar loopt.
C
voor gezinsvorming naar Nederland komt.
D
voor gezinshereniging in aanmerking komt.

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een asielzoeker wordt hier alleen toegelaten als hij:
A
in zijn eigen land geen werk heeft.
B
in zijn eigen land gevaar loopt.
C
voor gezinsvorming naar Nederland komt.
D
voor gezinshereniging in aanmerking komt.

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beoordeel de uitspraak:
Niet alle vluchtelingen zijn asielzoeker, maar alle asielzoekers zijn wel vluchteling geweest.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groot is het percentage mannelijke asielzoekers ten opzichte van vrouwelijke asielzoekers?
A
75 % man & 25 % vrouw
B
50 % man & 50 % vrouw
C
75 % vrouw & 25 % man
D
65% man & 35 % vrouw

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies