34. pv vt, Engelse ww vt, vd.

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

PLANNING VAN DEZE LES

1.  persoonsvorm verleden tijd

2.  voltooid deelwoord 

3.  Engelse werkwoorden: hoe dan?

4.  Opdrachten in Taalblokken

5.   De volgende keer

1. PERSOONSVORM VERLEDEN TIJD (4.7)

Er zijn regels. 

Wat is het hele werkwoord van de persoonsvorm? Haal -en eraf. Nu heb je de stam. 

In de vt komt er -de of -te achter de stam én werk je met 't x-kofschip. Kijk maar mee: 

PERSOONSVORM VERLEDEN TIJD

Gebruik het hele werkwoord, haal er -en vanaf en kijk naar de laatste letter van de stam.

Voorbeeld: gelov(en) - de v staat niet in 't ex kofschip dus: geloofte of geloofde? 

Prat(en) - de t staat er wel in dus: praatde of praatte? 

Vaak weet je het ook wel. Test de regel van 't ex kofschip maar! 

PERSOONSVORM VERLEDEN TIJD

Dus de regel is: 

staat het niet in 't ex kofschip dan is het -de (nee = dee).

Staat het wél in 't ex-kofschip, dan is het -te.  

► dichtslibben - wat is het, dichtslibte of dichtslibde? 

Pas de regel toe! [De regel: hele werkwoord van de persoonsvorm, -en eraf om de stam te krijgen, kijk dan naar het laatste woord van de stam: nee is dee]

[vul alleen de pv in de vt in]
'De docent (starten) de les en (controleren) het huiswerk.'

[vul alleen de pv in de vt in]

'Mijn ouders (verhuizen) vorig jaar naar Zwolle.'

[vul de juiste pv in de vt in]

'Wij (gebruiken) gisteren onze laptop.'

1. gebruikte
2. gebruikten
3. gebruikde

[vul de juiste pv in de vt in]

'Henk (glimlachen) toen hij zijn nieuwe telefoon kreeg.'

1. glimlachte
2. glimlachten
3. glimlachtte

'Julie en Nathalie (geloven)... dat verhaal niet.'

1. geloofte
2. gelooften
3. geloofde
4. geloofden

2. ENGELSE WERKWOORDEN VERLEDEN TIJD

Er zijn regels. 

Wat is het hele werkwoord van de persoonsvorm? Haal -en eraf. Nu heb je de stam. 

In de vt komt er -de of -te achter de stam én werk je met 't x-kofschip. Kijk maar mee: 

3. HET VOLTOOID DEELWOORD (4.8)

Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets afgerond is, het is voorbij.

→ Ik heb lang gezwommen / ik zwem nu niet meer.

Het voltooid deelwoord is – anders dan de persoonsvorm – een werkwoord dat niet van vorm verandert. Er is er maar één per werkwoord, dus. 

HOE DAN?

Welke vorm is juist gespeld? 

• Het plan is veranderd / Het plan is verandert.

Wat is de persoonsvorm? 

• Het is gebeurd / het is gebeurt. 

Wat is de persoonsvorm?

Maak het woord waar het om gaat eens langer? 

HET VOLTOOID DEELWOORD

Kijk eerst of het om de persoonsvorm gaat. Nee? 

Staat het woord vóór een zelfstandig naamwoord? Nee?

Staat het woord achteraan de zin? Ja? Wat zegt het werkwoordelijk gezegde? Niet het hele werkwoord, iets met 'te'? 

Dan is het het voltooid deelwoord. 

HET VOLTOOID DEELWOORD

Nu komt een quiz, waarbij je telkens de juiste werkwoordspelling moet aangeven. 

Dat kan de persoonsvorm zijn, maar ook het voltooid deelwoord. 

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Waarom ... Lotte jou niet?

1. gelooft
2. geloofd
3. geloofdt

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Zo heb ik het echt niet ...

1. bedoelt
2. bedoeldt
3. bedoeld

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Wanneer ... onze opleiding naar het nieuwe gebouw?

1. verhuist
2. verhuisd
3. verhuisdt

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Henk ... dat hij ons gaat helpen.

1. belooft
2. beloofd
3. beloofdt

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Er is gisteren een ernstig busongeluk ... .

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Dat meisje met haar rode haar ... heel snel.

1. verbrandt
2. verbrand
3. verbrant

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

De politie ... de verdachte al urenlang.

1. verhoordt
2. verhoord
3. verhoort

Heb je mijn mail al ... ?

1. beantwoordt
2. beantwoord

Henk ... de taart in twaalf gelijke stukken.

1. verdeelt
2. verdeeld

Henk heeft de taart in twaalf gelijke stukken ...(verdelen).

1. verdeelt
2. verdeeld

De gemeente ... de fout geparkeerde fietsen.

1. verwijdert
2. verwijderd
3. verwijderen
4. verwijderden

De gemeente heeft de fout geparkeerde fietsen ... (verwijderen).

1. verwijdert
2. verwijderd
3. verwijderen
4. verwijderden

Vervoeg op de juiste manier in de pv verleden tijd:

'Romy en Marie (racen).'

1. raceten
2. racetten
3. raceden

Kies de juiste schrijfwijze:

1. Bob logt in en downloadt een document.
2. Bob logd in en download een document.
3. Bob logt in en download een document.
4. Bob logt in en downloat een document.

Kies de juiste schrijfwijze:

1. De leerling stresste tijdens de toetsweek
2. De leerling streste tijdens de toetsweek
3. De leerling stressde tijdens de toetsweek
4. De leerling stresde tijdens de toetsweek

Vervoeg op de juiste manier in de pv tegenwoordige tijd:

'Mijn vriend ... (skaten).'

1. skate
2. skatet
3. skated

Vervoeg op de juiste manier in de pv tegenwoordige tijd:

'Mijn vader (downloaden).'

1. download
2. downloat
3. downloadt
4. downloadde

Kies de juiste schrijfwijze:

1. Gisteren racede ik naar huis
2. Gisteren racte ik naar huis
3. Gisteren racete ik naar huis
4. Gisteren racde ik naar huis

Kies de juiste schrijfwijze:

1. Hij heeft het hele uur gegamed.
2. Hij heeft het hele uur gegamet.
3. Hij heeft het hele uur gegamt.
4. Hij heeft het hele uur gegamd.

Kies de juiste schrijfwijze:

1. De leerling stresste tijdens de toetsweek
2. De leerling streste tijdens de toetsweek
3. De leerling stressde tijdens de toetsweek
4. De leerling stresde tijdens de toetsweek

Kies de juiste schrijfwijze:

1. Ik ben door het ongeluk gebrainwasht.
2. Ik ben door het ongeluk gebrainwashet.
3. Ik ben door het ongeluk gebrainwashd.
4. Ik ben door het ongeluk gebrainwashed.

Kies de juiste schrijfwijze:

1. De computer crashed tijdens de les
2. De computer crasht tijdens de les
3. De computer crashet tijdens de les
4. De computer crash't tijdens de les

Hoe schrijf je de persoonsvorm correct in de hij-vorm, tegenwoordige tijd:

'deleten'

1. deletet
2. delet
3. delete

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

'Hij (liken) ... elke foto die zij plaatst.'

1. likt
2. liket
3. liked
4. likedt

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

'Na schooltijd (racen, vt) .... hij naar huis om op tijd te zijn voor de visite.'

1. racte
2. racde
3. racete
4. racede

Hoe schrijf je de persoonsvorm correct in de hij-vorm, verleden tijd:

'timen'

1. timde
2. timdde
3. timete
4. timede

En het voltooid deelwoord van timen dan?

1. getimd
2. getimed
3. getimt
4. getimte

Hoe schrijf je de persoonsvorm correct in de hij-vorm, verleden tijd:

'barbecueën'

1. barbecuedde
2. barbecuede
3. barbecuete
4. barbecuette

En wat is het voltooid deelwoord van barbecueën?

1. gebarbecued
2. gebarbecuet

Hoe schrijf je de persoonsvorm correct in de hij-vorm, verleden tijd:

'lunchen'

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchtte
4. lunchdde

Hoe schrijf je de persoonsvorm correct in de hij-vorm verleden tijd:

'pushen'

1. pushete
2. pushde
3. pushte
4. pushede

En wat is het voltooid deelwoord ook alweer van pushen?

1. verpusht
2. gepushd
3. gepusht
4. bepushd

Hoe schrijf je de persoonsvorm correct in de hij-vorm tegenwoordige tijd:

'deleten'

1. deletet
2. delet
3. delete

En wat is het voltooid deelwoord van deleten?

1. gedeletet
2. gedelet
3. gedeletede
4. gedeleted

4. DE OPDRACHTEN IN TAALBLOKKEN

►Grammatica - dit moet je doen voor vandaag: 2F, da's hoofdstuk 4. 

4.4: persoonsvorm tegenwoordige tijd **

4.5: persoonsvorm verleden tijd **

4.6: Het voltooid deelwoord **

4.7: Engelse werkwoorden **

4.8: Sterke werkwoorden **

5. DE VOLGENDE KEER

De toets in het eerste lesuur. 

In het tweede lesuur gaan we verder met Taalblokken 4, Thema Bouwstenen, Hoofdstuk 5: hoofd- en bijzaken