Sociale psychologie

Sociale psychologie
  • Sociaal psychologen onderzoeken gedrag van mensen dat op anderen betrokken is. 
  • Zij kijken naar het gedrag van een individu onder invloed van de groep om hem heen. 
  • De sociale psychologie werd vooral groot in de jaren 1950 en 1960, toen er meerdere spraakmakende experimenten werden uitgevoerd.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Big HistoryMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Sociale psychologie
  • Sociaal psychologen onderzoeken gedrag van mensen dat op anderen betrokken is. 
  • Zij kijken naar het gedrag van een individu onder invloed van de groep om hem heen. 
  • De sociale psychologie werd vooral groot in de jaren 1950 en 1960, toen er meerdere spraakmakende experimenten werden uitgevoerd.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale Psychologie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groepsopdracht
Heb je ontdekt wat de kenmerken van een groep zijn.
Heb je de fases van groepsvorming kunnen herkennen?
Heb je misschien ook al gemerkt dat de groep voor een groot gedeelte ons gedrag bepaald ook al geven we dat niet graag toe.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt voorbeelden noemen van sociale psychologische experimenten.
  • Je kunt uitleggen wat deze experimenten aantonen.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen normatief conformeren & informational conformity
 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten jullie nog van dit effect?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het bystander-effect
Mensen komen niet in actie omdat:
  • Er is sprake van een diffusion of responsibility: mensen geloven dat er wel iemand anders is die de verantwoordelijkheid op zich neemt.
  • Mensen zich niet kwetsbaar op willen stellen en uit de groep stappen.



Slide 7 - Tekstslide

Zoals gezegd waren het experiment van Asch en van Milgram aanleiding voor nog veel meer onderzoek in de sociale psychologie. Als wij onder invloed van een leider tot vreselijke dingen in staat bleken te zijn, wat of wie kon er dan nog meer invloed hebben op ons gedrag? En hoe zit het met de invloed van anderen in ons dagelijks leven? Het experiment van Asch was nauwkeurig geënsceneerd en betrof een 'laboratoriumsituatie', maar zijn er ook situaties in het dagelijks leven waarbij mensen conformeren?

Dit soort situaties zijn er inderdaad. Uit onderzoek bleek bijvoorbeeld dat als iemand op straat ligt, mensen gewoon doorlopen als de rest dat ook doet. Zij conformeren aan de groepsnorm, en die norm is op dat moment ‘niet helpen'. Er is sprake van een diffusion of responsibility: mensen geloven dat er wel iemand anders is die de verantwoordelijkheid op zich neemt. Dit is bekend komen te staan als het bystander-effect.

Het bystander-effect komt vooral voor als de groep om je heen bestaat uit onbekenden,
bijvoorbeeld het winkelende publiek. Psychologen kwamen hierachter door experimenten uit
te voeren om te kijken wanneer dit effect vooral optreedt. Ze maakten twee groepen: een groep van mensen die ze vooraf kennis lieten maken met elkaar en een controlegroep van vreemden. Daarna verzonnen ze een noodsituatie. Het bleek dat in de groep waarin de mensen elkaar kenden sneller werd ingegrepen dan in de controlegroep.

Deze les nog twee beroemde experimenten
  • Het Asch effect 
  • Het Milgram experiment 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Asch experiment
Solomon Asch  
In de jaren 50 
Doel: Testen in hoeverre mensen conformeren.

Deelnemer werd tussen een groep acteurs geplaatst.  Aan hen werd gevraagd de lengte van lijnen in te schatten.

Slide 9 - Tekstslide

Ook hij verzon een originele situatie om te testen in hoeverre mensen conformeren. En ook hij, zoals meestal nodig is binnen de psychologie, gebruikte acteurs en vertelde een leugentje aan de proefpersonen om zo te kunnen onderzoeken wat hij wilde. Bij dit experiment werd een deelnemer tussen meerdere acteurs gezet. Sterker nog de hele groep mensen om de proefpersoon heen was acteur. Aan hen werd gevraagd de lengte van lijnen in te schatten. Ze kregen een lijn te zien en moesten om de beurt aangeven met welke lijn (A, B of C) deze overeenkwam. 

Op de eerste paar proeven antwoordden alle personen correct op de vragen, maar op een
gegeven moment gaf de gehele groep unaniem hetzelfde foute antwoord. De proefpersoon zat aan het einde van de rij, en een voor een moesten de deelnemers een antwoord formuleren. In dit geval gaf dus iedereen voor hem hetzelfde foute antwoord. De vraag was: zal de proefpersoon meegaan met de rest, of niet? Ook hier bleek weer dat mensen veel minder onafhankelijk zijn dan we graag geloven. Hoewel het heel duidelijk was voor de proefpersoon dat de rest van de groep het foute antwoord gaf ging hij toch mee met de rest. 75% van de proefpersonen gaf minstens één keer het foute antwoord en conformeerde zo aan de groep. 

Waarom? Mensen willen nu eenmaal niet de 'wijsneus' spelen en daardoor buiten de groep vallen. Daar kwam Asch achter door enkele variabelen te wijzigen. Zo liet hij een proefpersoon zijn antwoorden noteren in plaats van hardop zeggen. Deze bleek dan veel minder vaak te conformeren, omdat de rest van de groep zijn antwoord toch niet zou horen. Ook als de proefpersoon een ‘medestander' kreeg die het juiste antwoord gaf, bleek hij veel vaker wel het juiste antwoord te geven.

Aandachtspunten filmpje
  • Hoeveel mensen conformeren zich aan de groep?
  • Noem twee reden waarom mensen zich conformeren aan de reactie van de groep.
  • Welke verandering in het experiment zorgen ervoor dat mensen zich minder snel conformeren? 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat zorgde ervoor dat de proefpersonen zich minder snel conformeerden aan de rest van de groep?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er spelen meer sociale factoren een rol bij beïnvloeding van ons gedrag

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het Milgram experiment
1962 - Yale University
Stanley Milgram

Doel: bereidheid te meten van een deelnemer om taken uit te
voeren die een gezaghebbende opgaf, maar die strijdig waren met het persoonlijke geweten
van de deelnemer.

Slide 15 - Tekstslide

Het experiment was bedoeld om de bereidheid te meten van een deelnemer om taken uit te voeren die een gezaghebbende opgaf, maar die strijdig waren met het persoonlijke geweten van de deelnemer. Het zat zeer ingenieus in elkaar en de proefpersonen moesten uiteraard niet doorhebben waar het om ging anders krijg je sociaal wenselijk gedrag. Onder het mom van een ‘geheugenstudie' werden deelnemers geworven. Milgram wilde zogenaamd onderzoeken wat de invloed van straf was op het leren. De proefpersoon werd voorgesteld aan de andere deelnemer, die eigenlijk een acteur was. Middels een 'loting' kreeg de proefpersoon altijd de rol van leraar en de acteur die van leerling. De straf in het experiment bestond uit elektrische schokken. De deelnemer werd zelf blootgesteld aan een kleine schok van 45 volt, zodat hij kon voelen wat de straf betekende die hij later zou moeten uitdelen. De proefpersoon werd naar een laboratorium gebracht waar ook een man met een witte jas zat die aantekeningen maakte van het onderzoek. De leerling (de acteur) nam plaats in een kamer daarnaast. Ze konden elkaar dus niet zien, maar wel horen door de muur. 

De proefpersoon werd geïnstrueerd een lijstje van woordparen voor te lezen, die de 'leerling' moest onthouden. De leerling moest hierna met een druk op de knop het juiste woord aangeven. Als zijn antwoord onjuist was, moest de proefpersoon hem een schok geven, die verhoogd werd met 15 volt bij elk verkeerd antwoord. Als de leerling een correct antwoord
gaf, werd het volgende woordpaar voorgelezen. Op het instrument waarmee de proefpersoon schokken moest uitdelen stond precies het aantal volt aangegeven, maar ook van links naar rechts de termen slight shock, moderate shock, strong shock, very strong shock, en in rood intense shock, extreme intensity shock en danger: severe shock en daarna X X X. De leraar (proefpersoon) geloofde dat hij echte schokken aan de leerling gaf. In werkelijkheid werden die niet gegeven, maar om de illusie meer kracht bij te zetten ging de leerling op een gegeven moment, bij 135 volt, schreeuwen van pijn. Deze schreeuwen waren opgenomen op een bandrecorder en deze speelde de opnamen bij bepaalde schokniveaus af. Ook bonsde de acteur op de muur die hem van de leraar scheidde. Bij 300 volt bonsde de acteur opnieuw op de muur. Na het bonzen op de muur en het klagen over zijn hart, gaf de leerling geen verdere reactie meer op de vragen en leek het of hij bewusteloos was geraakt.

Hoe ver gingen de proefpersonen uiteindelijk? Uiteraard zag je dat de proefpersonen bij 135 volt en het eerste geschreeuw begonnen te twijfelen - soms overigens ook al eerder. Maar, en dit maakte het belangrijke verschil, telkens als ze twijfelden was er die autoriteit in een witte jas, die vertelde dat het belangrijk was dat ze door zouden gaan. Hij moedigde de deelnemers aan met uitspraken als: 'It is absolutely essential that you continue' en 'Please continue,
teacher.' Uiteindelijk, en schrik niet, gaf 65% van de deelnemers de maximumschok van 450 volt. Geen van de proefpersonen hield op vóór het 300-voltniveau. Je kunt begrijpen dat door deze resultaten de wereld van de psychologie op zijn kop werd gezet. Dit experiment zou bovendien later aanleiding worden voor nog veel meer onderzoeken naar sociaal gedrag van mensen.

Stanford prison experiment
Philip Zimbardo 
1971
Doel: Ingroup en outgroup denken is gevaarlijk.
 Zimbardo liet proefpersonen ‘gevangenisje spelen' en deelde de groep in tweeën.

Slide 16 - Tekstslide


Hij liet proefpersonen ‘gevangenisje spelen' en deelde de groep in tweeën: de helft werd bewaker, de andere helft gevangene. Binnen korte tijd werden de bewakers zeer wreed en de gevangenen onderdanig. Het experiment moest voortijdig worden stopgezet, omdat het anders uit de hand zou lopen. Het filteren van informatie heeft ook consequenties voor bijvoorbeeld de rechtspraak. Getuigenverklaringen zijn helemaal niet zo betrouwbaar als we graag denken. Wanneer er iets alarmerends gebeurt, kijken we niet meer naar details. 

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de moordenaar en wie zijn de anderen?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie (1)
 Hoewel het zowel bij Asch als bij het bystander-effect vooral gaat om normatief conformeren (je wil niet buiten de groep vallen en past je dus aan aan de 'norm' van de groep), kan het ook zijn dat mensen twijfelen aan hun eigen kennis en daarom besluiten hetzelfde te doen als de rest van de groep. Dit wordt ook wel informational conformity genoemd. Bij Asch bijvoorbeeld zou de proefpersoon kunnen denken: 'Hmm, als zij allemaal zo overtuigd zijn, zal ik het wel verkeerd zien.'

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie (2)
Een fenomeen dat met deze vorm van conformeren samenhangt is het idee van sociale bewijskracht (social proof). Dit is vooral in het veld van de marketing zeer bekend. Het blijkt dat mensen in situaties waarin ze meerdere keuzes hebben en niet zo goed weten wat ze moeten kiezen of doen, afgaan op de meerderheid. Bijvoorbeeld in een winkel: je pakt sneller een boek met een bekende titel of waarop staat 'al 100.000 exemplaren verkocht' dan een boek met een onbekende titel zonder zo'n sticker. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigenaardigheden van de mens
  • Nog steeds niet gewend aan dicht op elkaar wonen
  • Persoonlijke ruimte is belangrijk, lukt dat niet, dan worden we onrustig, geïrriteerd of zelfs agressief. 
  • Fysieke drukte en veel prikkels
  • Oordelen en stereotyperen




Slide 22 - Tekstslide

Observeer maar eens een bankje in een winkelstraat: als daar iemand zit, en een tweede, onbekende, komt er ook op zitten, neemt hij zo ver mogelijk van diegene vandaan plaats. Wij zijn gewend om altijd op een redelijke afstand van elkaar te blijven. Lukt dat niet, dan worden we onrustig, of zelfs nukkig geïrriteerd of in de
ergste gevallen agressief. 

Waar we dus aan moeten wennen in onze nieuwe samenlevingen is de drukte. Dit is niet alleen fysieke drukte (veel mensen om je heen) maar ook een overload aan prikkels. Je moet je voorstellen dat wij op een gewone dag overladen worden met prikkels die we toen we nog in stammen leefden niet kregen. Een mens kan die
overload aan informatie eigenlijk helemaal niet aan, en dus filtert hij informatie die voor hem
belangrijk is en negeert hij de rest. Zijn waarneming is dus beperkt waardoor bepaalde zaken
genegeerd worden. Dit verklaart het bystander-effect, maar ook waarom mensen bijvoorbeeld zo snel hun oordeel klaar hebben en stereotyperen. 

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk voorbeeldje vond je het leukst en waarom ontstaat hier wantrouwen?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies