4H thema 4 basisstof 5

Onderzoek naar evolutie
Havo 4
Thema 4
BS 5
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Onderzoek naar evolutie
Havo 4
Thema 4
BS 5

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Leerdoel:
  • Je kunt enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap uitleggen
  • Je kunt enkele verschillen tussen organen en orgaanstelsel van de mens en andere dieren in verbinding brengen met de leefomgeving
  • Je kunt een stamboom (fylogenetische boom) aflezen en construeren.

Programma:
  1. Vragen huiswerk?
  2. Wat weten we nog van de evolutietheorie(ën)
  3. Verwantschap en stambomen
  4. Zelf werken

Slide 2 - Tekstslide

Creationisme
Mendel
Lamarck
Darwin
De aarde en organismen zijn geschapen
Eigenschappen veranderen tijdens leven individu. Deze verandering wordt doorgegeven
Organismen met gunstige eigenschappen kunnen zich beter voortplanten, waardoor de gunstige eigenschappen doorgegeven worden
Bepaalde eigenschappen zijn erfelijk en kunnen doorgegeven worden aan nakomelingen.

Slide 3 - Sleepvraag

Wat betekent het als een gebied een hoge selectiedruk heeft?
A
De leefomstandigheden zijn goed voor enkele soorten
B
De leefomstandigheden zijn goed voor alle soorten
C
De leefomstandigheden zijn zwaar, niet alle soorten kunnen hier overleven
D
De leefomstandigheden zijn zwaar, niet alle individuen van één soort kunnen hier overleven

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde van evolutie?
A
Natuurlijke selectie, genetische variatie, overerving goede eigenschappen
B
Genetische variatie, natuurlijke selectie, overerving goede eigenschappen
C
Natuurlijke selectie, overerving goede eigenschappen, genetische variatie
D
Genetische variatie, overerving goede eigenschappen, natuurlijke selectie

Slide 5 - Quizvraag

Lees de tekst hiernaast. Hier horen 2 vragen bij. Deze staan op de volgende slides

Slide 6 - Tekstslide

Welk van de gegeven beschrijvingen is volgens deze theorie van toepassing op de organismen met pigmenten?
A
Het waren autotrofe organismen want ze maakten uit anorganische stoffen organische stoffen
B
Het waren autotrofe organismen want ze maakten uit organische stoffen anorganische stoffen
C
Het waren heterotrofe organismen want ze maakten uit anorganische stoffen organische stoffen
D
Het waren heterotrofe organismen want ze maakten uit organische stoffen anorganische stoffen

Slide 7 - Quizvraag

De endosymbiosetheorie roept bij veel wetenschappers nog vragen op. Er zijn tot nu toe geen fossielen van deze eerste organismen aangetroffen die als bewijs voor deze theorie kunnen dienen. Waardoor zijn er van deze oerorganismen geen fossielen voorhanden?
A
De fossielen van deze organismen liggen te diep in de aarde
B
Deze organismen hadden geen harde delen
C
Deze organismen zijn te klein om fossielen te vormen
D
Het is te lang geleden dat deze organismen hebben geleefd

Slide 8 - Quizvraag

Lees de tekst hiernaast. Hier hoort een open vraag bij. Deze staat op de volgende slide.

Slide 9 - Tekstslide

Vóór de ontploffing in de kerncentrale van Tsjernobyl, waarbij radioactieve straling vrijkwam, kwamen er in dat gebied voornamelijk schimmels voor zonder melanine. Zowel mutatie, migratie als selectie kunnen een rol gespeeld hebben bij de verandering van de schimmelpopulatie na de ramp. Voor welke twee van de drie processen is de radioactieve straling van betekenis?
Leg voor beide processen je antwoord uit.

Slide 10 - Open vraag

Stambomen (fylogenetische bomen en Cladogrammen)
Verwantschapschema's tussen soorten --> stamboom/fylogenetische 
boom

Verwantschap tussen groepen soorten
 --> cladogram

Splitsing: gemeenschappelijke voorouder


Hoe wordt verwantschap vastgesteld?

Slide 11 - Tekstslide

Onderzoek naar verwantschap
Mate van verwantschap afhankelijk van tijd sinds gemeenschappelijke voorouder.

Verschillende methoden om verwantschap te bepalen:
  • Fossielen: levensvormen
  • Bouw organismen: homologe organen en rudimentaire organen
  • Biochemie: verschil/overeenkomsten in eiwitten
  • Genetica: verschil/overeenkomsten DNA/RNA

Slide 12 - Tekstslide

Homologe en analoge organen
Homoloog = overeenkomsten bouwplan, andere vorm/functie
--> gemeenschappelijke voorouder

Analoog = overeenkomsten vorm/functie, ander bouwplan
--> niet verwant

Slide 13 - Tekstslide

Rudimentaire organen
= organen die functie hebben verloren

Gevolg van verdwijnen van een eigenschap door andere leefomstandigheden.

Slide 14 - Tekstslide

Biochemie
Overeenkomsten in DNA en eiwitten zeggen iets over verwantschap

Op basis van het eiwit cytochroom c:
  • Komt alleen voor in eukaryoten
  • Speelt een rol bij glucose verbranding in mitochondriën

Slide 15 - Tekstslide

Genetisch onderzoek
Op basis van ribosomaal RNA (rRNA):
  • Bij prokaryoten en eukaryoten

Op basis van DNA:
  • DNA-sequencing = volgorde bepaling van stikstofbasen (ACTG)
  • Mate van overeenkomst in basenvolgorde zegt iets over de verwantschap

Slide 16 - Tekstslide

Wat is GEEN argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Rudimentaire organen
C
Overeenkomsten in cellen
D
Uitsterven van soorten

Slide 17 - Quizvraag

Mensen hebben geen staart meer, maar nog wel een staartbeentje. Hoe noem je zo'n orgaan ook wel?
A
Analoog orgaan
B
Rudimentair orgaan
C
Vitaal orgaan
D
Fossiel orgaan

Slide 18 - Quizvraag

In de evolutie van de mens is de staart verdwenen. Dit komt doordat het voor de toen levende voorouder van de mens een nadeel was om een staart te hebben. Wat zou een nadeel kunnen zijn van het hebben van een staart voor de mens?

Slide 19 - Open vraag

Zet de verwantschap tussen soorten van minst naar meest:
Maki en mens
Apen van de oude wereld en gibbon
Mens en chimpansee
Apen van de oude wereld en orang-oetang

Slide 20 - Sleepvraag

Zelf werken
Lezen 
BS 5 (blz. 197 t/m 202)

Maken
BS 5 opdr. 48 t/m 55

Slide 21 - Tekstslide