In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Quiz
Slide 1 - Tekstslide
Ronde 1
Slide 2 - Tekstslide
1. In welke stad staat deze toren?
A
Berlijn
B
Pisa
C
Parijs
D
Rome
Slide 3 - Quizvraag
2. Hoeveel seconden zijn er in 5 minuten?
A
240
B
420
C
300
D
360
Slide 4 - Quizvraag
3. In welk land zijn de meeste smaken schepijs uitgevonden?
A
Nederland
B
Duitsland
C
Italië
D
Marokko
Slide 5 - Quizvraag
7. Sommige maanden hebben 31 dagen, maar andere hebben er 30. Hoeveel maanden hebben 28 dagen?
A
0
B
1
C
3
D
12
Slide 6 - Quizvraag
8. In welke stad vind je het Nederlands Openluchtmuseum?
A
Amsterdam
B
Arnhem
C
Rotterdam
D
Leiden
Slide 7 - Quizvraag
1. Het verkleinwoord van sms is?
A
smsje
B
sms'tje
C
smstje
D
sms'je
Slide 8 - Quizvraag
2. Van welke land komt deze vlag?
A
Groot Brittannië
B
Nieuw Zeeland
C
Australië
D
Oceanië
Slide 9 - Quizvraag
3. Hoe heten deze klussers? Wij noemen ze buurman en buurman......
A
Emiel en Thomas
B
Karin en Anna
C
Pat en Mat
D
Kat en Rat
Slide 10 - Quizvraag
8. Welke kleur krijg je als rode en blauwe verf mengt?
A
Oranje
B
Paars
C
Groen
D
Geel
Slide 11 - Quizvraag
9. Wie presenteert het programma “Boer zoekt vrouw”?
A
Linda de Mol
B
Johnny de Mol
C
Yvon Jaspers
D
André van Duin
Slide 12 - Quizvraag
10. Hoe heet de robot uit de kinderserie Bassie en Adriaan?
A
Johan
B
Karen
C
Peter
D
Robin
Slide 13 - Quizvraag
1. Hoe heet de zwarte panter uit Jungle Boek?
A
Bagheera
B
Akela
C
Rikki Tikki Tavi
D
Hathi
Slide 14 - Quizvraag
4. Wie was de uitvinder van de gloeilamp?
A
Hiram Stevens Maxim
B
Thomas Edison
C
Alexander Graham Bell
D
Edward Huber
Slide 15 - Quizvraag
5. Welk metaal is als enige bij kamertemperatuur vloeibaar?
A
Cadmium
B
Koper
C
Goud
D
Kwik
Slide 16 - Quizvraag
6. Waar is dit?
A
Arabië
B
Israël
C
Irak
D
India
Slide 17 - Quizvraag
7. Waar ben ik?
A
Berlijn
B
Las Vegas
C
Rotterdam
D
München
Slide 18 - Quizvraag
8. Waar ben ik?
A
Londen
B
Brussel
C
Antwerpen
D
Parijs
Slide 19 - Quizvraag
9. Wat is het lijdend voorwerp in deze zin ''Mijn Belgische neven hebben nooit een zak friet gegeten''.
A
hebben gegeten
B
Mijn Belgische neven
C
nooit
D
een zak friet
Slide 20 - Quizvraag
3. Er zit een slak in een put van 20 meter diep en hij probeert er met een slakkengang uit te klimmen. Iedere dag legt hij 5 meter af omhoog. Maar iedere nacht zakt hij weer 4 meter naar beneden. Kun je bedenken hoeveel dagen hij erover doet om uit de put te klimmen?