Oefenen SO

Programma
Quiz
Keuze: 1. Zelfstandig leren voor de SO
2. kom naar voren en krijg uitleg
3. mediatheek (1 persoon)/ gang (2 personen) 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Programma
Quiz
Keuze: 1. Zelfstandig leren voor de SO
2. kom naar voren en krijg uitleg
3. mediatheek (1 persoon)/ gang (2 personen) 

Slide 1 - Tekstslide

Om te kunnen produceren heeft een bedrijf
productiefactoren nodig.
Kapitaal
Arbeid
Natuur

Slide 2 - Sleepvraag

Je kunt alle behoeften kopen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een consument?
A
koper
B
verkoper

Slide 4 - Quizvraag

De tafels en stoelen in dit lokaal zijn
A
Diensten
B
Schaars
C
Consumptiegoederen
D
Vrije goederen

Slide 5 - Quizvraag

Gaat het hier om een goed of een dienst?
GOEDEREN
DIENSTEN
Inschrijving sportschool
Sportschoenen
Trainingspak
Sporttas
Huur squashracket
Huur kluisje

Slide 6 - Sleepvraag

Zeewater is een
A
Schaars goed
B
Vrij goed
C
Primair goed
D
Secundair goed

Slide 7 - Quizvraag

Voor benzine in zijn vrachtwagen is een energiebron nodig. Dat hoort bij de productiefactor
A
Arbeid
B
kapitaalgoederen
C
natuur

Slide 8 - Quizvraag

Noem twee middelen

Slide 9 - Open vraag

Ken je de productiefactoren, de betekenis en de bijbehorende beloning?
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Onder-nemer-
schap
SALARIS
RENTE
WINST
PACHT

Slide 10 - Sleepvraag

Co2 uitstoot van een kolencentrale is afkomstig van de productiefactor
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap

Slide 11 - Quizvraag

Kapitaal

Arbeid

Natuur

Ondernemerschap

Goederen waarin je geld investeert denk aan machines, gebouwen, gereedschap enz
Grondstoffen denk aan olie, gas, lucht, zonlicht enz.
Winst proberen te maken door de productiefactoren op de juiste manier in te zetten 
Lichamelijke en geestelijke inspanning 

Slide 12 - Sleepvraag

Een fiets
(in Nederland)
is
A
een schaars goed
B
geen schaars goed
C
ik weet het niet
D
een vrij goed

Slide 13 - Quizvraag

Welk van de onderstaande goederen en of diensten is een vrij goed?
A
De biologieles
B
Wind
C
Een zuurstoftank
D
kraanwater

Slide 14 - Quizvraag

Welke bewering is juist?
A
Zelfvoorziening betekent dat je zelf de goederen koopt die je nodig hebt.
B
Zelfvoorziening is een vorm van consumptie.
C
Bij zelfvoorziening maak je goederen waarmee je in je behoeften voorziet.
D
Het kopen van diensten is een vorm van zelfvoorziening.

Slide 15 - Quizvraag

Een ander woord voor begroting is:

A
budgetplan
B
inkomsten
C
reservering

Slide 16 - Quizvraag

Een Budgetlijn kan naar rechts verschuiven als:
A
Het budget van de consument daalt.
B
Er meer geproduceerd wordt
C
De consument meer chips koopt
D
De consument de loterij wint.

Slide 17 - Quizvraag

Welke uitgave zie je op de afbeelding?
A
Dagelijkse uitgaven
B
Vaste uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Winkel uitgaven

Slide 18 - Quizvraag

incidentele uitgaven
vaste lasten

Slide 19 - Sleepvraag

Abonnement tijdschrift
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de arbeidsproductiviteit?
A
de totale productie
B
de productie per werknemer

Slide 21 - Quizvraag

Internationale arbeidsverdeling is:
A
Elk land produceert waar hij goed en goedkoop in is.
B
Elk land produceert hetzelfde product

Slide 22 - Quizvraag

Het betalen van een spijkerbroek bij de H&M is ...
A
directe ruil.
B
indirecte ruil.

Slide 23 - Quizvraag

Brian wast de auto van Marianne. Marianne maakt daarom een pannenkoek voor Brian.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 24 - Quizvraag

Door specialisatie stijgt de arbeidsproductiviteit
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag