Wil je met het woord
naar iemand verwijzen, gebruik dan een
persoonlijk voornaamwoord.
Wil je uitdrukken dat iets van jou (of van iemand anders) is, dus dat
iemand iets bezit, gebruik dan een bezittelijk voornaamwoord.
1. ...... name is Claire. ...... likes to go shopping. She will take ...... dog to the doctor tomorrow, because ...... is ill.
2. Tim and Philip are on ...... way to ...... (onze) city. Is Tim ...... (jou) brother, Grace?