Werkwoorden - oefenen

werkwoorden - oefenen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

werkwoorden - oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Multiple choice
Kies de juiste vorm van het (zwakke) werkwoord in de tegenwoordige tijd.

Slide 2 - Tekstslide

(lernen) Ich ___ jeden Tag Deutsch.
A
lerne
B
lernst
C
lernt
D
lernen

Slide 3 - Quizvraag

(machen) ___ du deine Hausaufgaben nach der Schule?
A
Mache
B
Machst
C
Macht
D
Machen

Slide 4 - Quizvraag

(antworten) Er ___ dem Lehrer auf die Frage.
A
antworte
B
antwort
C
antwortet
D
antworten

Slide 5 - Quizvraag

(spielen) Noah ___ gerne Fußball.
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 6 - Quizvraag

(bereiten) Wir ___ das Essen vor.
A
bereite
B
bereitest
C
bereitet
D
bereiten

Slide 7 - Quizvraag

(baden) ___ ihr gerne im See?
A
bade
B
badt
C
badet
D
baden

Slide 8 - Quizvraag

(landen) Tom und Theo ___ um 3 Uhr am Flughafen
A
lande
B
landest
C
landet
D
landen

Slide 9 - Quizvraag

(reisen) Wie oft ____ Sie ins Ausland, Herr Frank?
A
reise
B
reist
C
reisest
D
reisen

Slide 10 - Quizvraag

Open vragen
Kies de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd.

Slide 11 - Tekstslide

(arbeiten) Ich ___ seit 3 Jahre an dieser Schule.

Slide 12 - Open vraag

(warten) ____ du an der Bushaltestelle?

Slide 13 - Open vraag

(kaufen) Er ___ ein neues Handy.

Slide 14 - Open vraag

(reden) Fiona ___ mit ihrer Freundinnen.

Slide 15 - Open vraag

(wohnen) Wir ___ in einer großen Stadt.

Slide 16 - Open vraag

(scheien) Es ___ den ganzen Tag.

Slide 17 - Open vraag

(arbeiten) Ihr ___ im Büro.

Slide 18 - Open vraag

(hören) Lianne und Franka ___ Musik.

Slide 19 - Open vraag

(feiern) ___ Sie eine große Party?

Slide 20 - Open vraag