schrijfvaardigheid persoonlijke brief

Schrijfvaardigheid
Persoonlijke brief
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schrijfvaardigheid
Persoonlijke brief

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Waaraan moet de e-mail voldoen?
- Begin met een passende groet
- Bedank eventueel de schrijver
- Leg uit waarom je mailt
- Gebruik alinea's 
- Eindig met een passende groet/afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Mega mistakes!!!
- Begin een zin nooit met:  and, but, because, so
- Het woord 'ik' is altijd met een hoofdletter: 'I'
- Het woord 'will'  betekent niet 'willen' 
- Vergeet de datum niet boven de email

Slide 4 - Tekstslide

Veel gemaakte fouten
Op de volgende dia's staan zinnen die leerlingen veel gebruiken, maar die niet goed zijn. Maar wat schrijf je dan wel?

Slide 5 - Tekstslide

Je schrijft niet: I am on school
(dat betekent dat je op het dak zit)

Slide 6 - Open vraag

Je schrijft niet: I sit in the exam year
(Ik zit in het examenjaar)

Slide 7 - Open vraag

Je schrijft niet: How is it with you?
(Hoe gaat het met jou?)

Slide 8 - Open vraag

Je schrijft niet: Do the greetings to
(doe de groeten aan)

Slide 9 - Open vraag

How are you and how are your mother?
A
How are you and your mother?
B
How is it with you and your mother
C
How are you and how is your mother?
D
How are you going and your mother?

Slide 10 - Quizvraag

I have to learn many
(Ik moet veel leren)

Slide 11 - Open vraag

My sister was last week the birthday girl
A
My sister last week was the birthday girl
B
My sister was the birthday girl last week
C
Last week my sister was the birthday girl

Slide 12 - Quizvraag

It's every day raining
(Het regent elke dag)

Slide 13 - Open vraag

The gift of my parents are a trip to London
A
The gift my parents gave me is a trip to London
B
The gift of my parents is a trip to London
C
My parents gave me a trip to London
D
My parents gift is a trip to London

Slide 14 - Quizvraag

Wordorder

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 17 - Quizvraag

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 18 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
My sister got married last year.
B
Last year my sister got married.
C
Both are correct, no difference in meaning.
D
Both are correct, there is a difference in meaning.

Slide 19 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
They often go out in the weekends.
B
They go often out in the weekends.

Slide 20 - Quizvraag

Pitfalls
  • "To" en "Too"
  • "Than" en "Then" 
  • "Your" en "You're"
  • "Its" en "It's"
  • "Their", "There" en "They're"
  • "Where", "Were" en "We're"

Slide 21 - Tekstslide