Les Nederlands GT Bijvoeglijke naamwoord Niveau 2

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
Deze les leer je
  • wat een bijvoeglijk naamwoord is
  • hoe je het bijvoeglijk naamwoord schrijft
  • dat er verschillende soorten bijvoeglijk naamwoorden zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Mensen, dieren, dingen, planten, namen en begrippen zijn:
A
zelfstandig naamwoorden
B
bijvoeglijk naamwoorden
C
werkwoorden
D
voorzetsels

Slide 3 - Quizvraag

Lopen, nakijken, gapen, skateboarden en invullen zijn voorbeelden van
A
Bijvoeglijk naamwoorden
B
voorzetsels
C
zelfstandige naamwoorden
D
werkwoorden

Slide 4 - Quizvraag

mooie, gezellige, rode, groot

zijn voorbeelden van
A
zelfstandig naamwoorden
B
bijvoeglijk naamwoorden
C
werkwoorden
D
voorzetsels

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
De mooie jas.
Het lelijke schilderij.
De rode fiets.
De zilveren ketting.

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden:

De slimme leerling haalde een goed cijfer.
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden?
De aardige oude vrouw las mij een kort spannend verhaal voor.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
Welke bijvoeglijk naamwoorden kun je bedenken bij deze stoel? 

Denk even na 
en schrijf ze op  bij de volgende dia.

Slide 10 - Tekstslide

Welke bijvoeglijk naamwoorden kunnen we hier neer zetten?
stoel

Slide 11 - Woordweb

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Basisregel
Meestal eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e.
Staat er de, het, dit, die, dat of deze voor het bijvoeglijk naamwoord, dan schrijf je -e.
Bijvoorbeeld:
De mooie fiets
Het knappe meisje
Die blauwe jas

Slide 14 - Tekstslide

Uitzondering: een
Staat het woord een voor een bijvoeglijk naamwoord, dan kijk je of het zelfstandig naamwoord een de-woord of een het-woord is.
Is het zelfstandig naamwoord een de-woord, dan schrijf je wel een -e. Is het zelfstandig naamwoord een het-woord, dan schrijf je geen -e.

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
De grote auto - een grote auto
De zwarte tas - een zwarte tas
De lelijke hond - een lelijke hond

Het kleine vliegtuig - een klein vliegtuig
Het moeilijke boek - een moeilijk boek
Het zwarte tasje - een zwart tasje

Slide 16 - Tekstslide

Uitzondering: stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Als een bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welke stof/materiaal een zelfstandig naamwoord gemaakt is, dan schrijf je -en.
De houten tafel
De metalen fiets
De gouden medaille
Een rieten dak

Slide 17 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt van welke stof het zelfstandig naamwoord is gemaakt. 
  • Vuistregel: de uitgang eindigt altijd op -en.
  • goud + en                zilver + en/  
  • hout + en                  wol + len
  • riet + en
  • koper + en

Slide 18 - Tekstslide

Uitzondering
De uitzonderingen zijn moderne stoffen:
  • plastic
  • nylon
  • polyester
  • aluminium 

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht: challenge
Kijk het volgende filmpje. Schrijf alle bijvoeglijk naamwoorden op die je hoort en ziet. Wie heeft de meeste gevonden?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Ik heb in het filmpje de volgende bijvoeglijk naamwoorden gehoord en opgeschreven:

Slide 22 - Open vraag

Bij de uitleg:
zilveren
eiken
leren
aluminium
plastic
nylon
In de challenge:
stoffen
plastic ( en roze)
nylon
kartonnen
papieren
glazen
houten

Slide 23 - Tekstslide

Schrijf over met een correct geschreven bijvoeglijk naamwoord .
Een .............. boek (papier)

Slide 24 - Open vraag

Wat is goed?
Een ...... tas
A
plastic
B
plasticen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is goed?

Een ....... potlood
A
kapot
B
kapotte
C
kapote
D
kapotten

Slide 26 - Quizvraag

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Een voltooid deelwoord kan ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt.
Als een voltooid deelwoord eindigt op -d of -t, zet je er een -e achter en schrijf je het zo kort mogelijk.
De trui is gekocht - de gekochte trui
De bloem is gezeefd - de gezeefde bloem
De weg is verbreed - de verbrede weg

Let op als er -dd of -tt nodig is voor de uitspraak:
De plant is verpot - de verpotte plant  

Slide 27 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Als een voltooid deelwoord eindigt op -en, schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord precies hetzelfde.

Het ei is gevallen - het gevallen ei
De race is gelopen - de gelopen race
Het scherm is gebroken - het gebroken scherm

Slide 28 - Tekstslide

De ... (openen) mail

tip: maak eerst het voltooid deelwoord!

Slide 29 - Open vraag

De ...... (schrijven) brief

Slide 30 - Open vraag

De ... (vallen) jongen

Slide 31 - Open vraag

Oefenen in je B-boek/aan de computer
Boek B 2F Grammatica en spelling, 
1.2  blz 143: bijvoeglijk naamwoord. Uitleg + opdracht 3 en 4  
3.3. voltooid deelwoord blz 173 uitleg en opdracht 4
4.4 Bijvoeglijk naamwoord
opdracht 1,2 em 3 (blz 188)

Slide 32 - Tekstslide

Schrijf hier met een of twee eigen bijvoeglijk naamwoorden , wat je van deze les vond.

Ik vond dit een ..... les

Slide 33 - Open vraag