13.12 2BKT Hoofdstuk 3 Woordenschat voorvoegsels en vaste vergelijkingen

Welkom bij Nederlands !


Je hebt nodig:
Leesboek
Laptop
of
Lesboek + schrift

timer
5:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands !


Je hebt nodig:
Leesboek
Laptop
of
Lesboek + schrift

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesopbouw
Hoofdstuk 3 Nieuw Nederlands: Woordenschat
Herkennen aan: oranje gedeelte boek/digitaal

Lezen
Terugblik uitleg H3 Woordenschat: voorvoegsels 
(vaste vergelijkingen) en schrijfopdracht
-zelfstandig werken


Slide 2 - Tekstslide

timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik uitleg:
Sommige woorden bestaan uit een woord en een voorvoegsel.
Bijvoorbeeld: Verkoop je miskoop.
mis = verkeerd
miskoop = verkeerde koop

Een voorvoegsel kan je helpen de betekenis van het woord te vinden.

Slide 4 - Tekstslide

Veel voorkomende voegsels:
non- = niet, zonder
on-= niet
mis-= verkeerd, fout
wan-= slecht, verkeerd
her-= weer, opnieuw
ex-= niet meer, van vroeger     
inter-= tussen (twee of meer gebieden)

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik uitleg vaste vergelijkingen:
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken. Je vergelijkt ze met elkaar. 

Bijvoorbeeld: Jasper is zo sterk als een beer. Door Jasper te vergelijken met een beer, maak je duidelijk dat Jasper heel erg sterk is.

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik uitleg vaste vergelijkingen:
Een vergelijking is altijd figuurlijk bedoeld. 

Vaste vergelijkingen hebben meestal de vorm zo … als .... 
Voorbeelden: zo wit als sneeuw; zo groen als gras; zo duf als een konijn; zo rood als een kreeft.

Slide 7 - Tekstslide

Schrijfopdracht
*Je hebt keuze uit twee onderwerpen.
1. Voetbalwedstrijd Nederland - Argentinië
2. Kort verhaal: 'no escape room

Slide 8 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Stap 1:
*Je formuleert je eigen mening over het onderwerp.
Stap 2:
*Je zoekt bij je eigen mening 3 argumenten, redenen met voorbeelden en uitleg.
Stap 3:
Je schrijft hierover een tekst van minimaal 200 woorden. Je werkt in een Word document of schrijft op een A4 met lijntjes.
Je denkt hierbij aan de tekstopbouw: inleiding, middenstuk en slot.
Stap 4:

Slide 9 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Stap 3:
Je schrijft hierover een tekst van minimaal 200 woorden. Je werkt in een Word document of schrijft op een A4 met lijntjes.
Je denkt hierbij aan de tekstopbouw: inleiding, middenstuk en slot.
Stap 4:

Slide 10 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Stap 4:
Je maakt eerst een schrijfplan.
Stap 5:
Je kiest een passende titel boven je tekst.
Je let op hoofdletters en leestekens. Je let ook op goed lopende zinnen en spelling.

Slide 11 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Stap 6:
Je geeft elkaar feedback aan de hand van het beoordelingsformulier dinsdag a.s.

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Maken via: som/leermiddelen/nederlands of je werkt uit je boek. H3 - Woordenschat: voorvoegsels (TH:vaste vergelijkingen)
Je  maakt opdracht 1 t/m 4.
BK: blz. 104
KGT:blz. 80    / T/ HAVO blz. 80
Je maakt je schrijfopdracht af.
timer
25:00

Slide 13 - Tekstslide

Evaluatie
  • Hoe ging de schrijfopdracht?
  • Hoe ging het formuleren van je eigen mening?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 14 - Tekstslide

Planning komt ook in som
Huiswerk volgende week:
H3/ Woordenschat/ opdracht 1 t/m 7

Tekst schrijven over eigen mening korte verhaal 'no escape room' of de voetbalwedstrijd Nederland- Argentinië. 



Slide 15 - Tekstslide