w4 Sylt 2.2

Sylt
Kapitel 2

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Sylt
Kapitel 2

Slide 1 - Tekstslide

Lernziele
Am Ende der Stunde weiß ich was Ringreiten ist
Kenne ich Wörter aus Lektion 1 und 2

Slide 2 - Tekstslide


1) Fußball spielen macht mir Spaß.
A
jarig
B
kapot
C
gezellig
D
plezier

Slide 3 - Quizvraag


2) reiten gern am Strand. 
A
spelen
B
zonnebaden
C
paardrijden
D
zingen

Slide 4 - Quizvraag


3) Ich komme nicht, weil ich zum Arzt muss. 
A
daarom
B
omdat
C
maar
D
want

Slide 5 - Quizvraag


5) Der Test ist einfach. Ich habe gut gelernt. 
A
makkelijk
B
moeilijk
C
saai
D
leuk

Slide 6 - Quizvraag


7) Ich finde Videos auf Dumpert lustig. 
A
grappig
B
gek
C
stom
D
saai

Slide 7 - Quizvraag


 8) Alles ist aufgeräumt und sieht ordentlich aus. 
A
rommelig
B
netjes
C
ouderwets
D
mooi

Slide 8 - Quizvraag


9) Paula war noch nie in Australien. 
A
vaak
B
soms
C
altijd
D
nooit

Slide 9 - Quizvraag


10) Es ist 9.58. Es ist fast 10 Uhr.
A
snel
B
nooit
C
bijna
D
altijd

Slide 10 - Quizvraag


Vertaal in het Duits:
11) het dorp

Slide 11 - Open vraag


Vertaal in het Duits:
12) het flatgebouw

Slide 12 - Open vraag


Vertaal in het Duits:
13) het rijtjeshuis

Slide 13 - Open vraag


Vertaal in het Duits:
14) de stad

Slide 14 - Open vraag


Vertaal in het Duits:
15) de eengezinswoning

Slide 15 - Open vraag

der Leuchtturm

Slide 16 - Open vraag

das Zimmer

Slide 17 - Open vraag

das Meer

Slide 18 - Open vraag

sleep de regel naar het lidwoord
der, die, das

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer gebruik je der,die,das?
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
die
das
die
der

Slide 20 - Sleepvraag

DER
DIE
DAS
woorden op
-chen en -lein
de jaargetijden
de maanden
mannelijke personen, dieren en beroepen
vrouwelijke personen, dieren en beroepen
woorden op
-keit en -ung
meeste het-woorden
woorden op -schaft
meeste woorden op een -e
de dagdelen
de dagen
woorden op -heit
meervoud

Slide 21 - Sleepvraag

ordentlich
verrückt
lustig
langweilig
der Wald
einfach
netjes
grappig
gek
gezellig
bijna
makkelijk
saai
het bos
nooit
paardrijden

Slide 22 - Sleepvraag

kies steeds
der, die of das

Slide 23 - Tekstslide

Hahn
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quizvraag

Freitag
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quizvraag

Kätzchen
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

Februar
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Die Insel ist klein, ...... ist klein
A
er
B
sie
C
es

Slide 30 - Quizvraag

der Flughafen ist groß, ..... ist groß.
A
er
B
sie
C
es

Slide 31 - Quizvraag

Die Freunde sind krank, ...... sind krank.
A
er
B
sie
C
es

Slide 32 - Quizvraag

Das Fußballspiel ist in Berlin, ....... ist in Berlin.
A
er
B
sie
C
es

Slide 33 - Quizvraag

Der Großvater ist alt, ..... ist alt.
A
er
B
sie
C
es

Slide 34 - Quizvraag

Shania ist meine beste Freundin.
....... ist meine beste Freundin.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 35 - Quizvraag

Der Leuchtturm ist hoch, ......... ist hoch.
A
er
B
sie
C
es

Slide 36 - Quizvraag

Das Baby lacht; ..... lacht
A
er
B
sie
C
es

Slide 37 - Quizvraag

Ik snap het eigenlijk wel!
Ja!
best wel oké eigentlich schon
een beetje ein bisschen
nee nein
totaal nietüberhaupt nicht

Slide 38 - Poll