Lezen

Nederlands
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Lezen 10 min
Uitleg toets
Lesstof maken

Doel

Slide 3 - Tekstslide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

Boek niet bij je? lezen in je lesboek van nederlands
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Synoniem - ander woord, zelfde betekenis
Voeding

School

Slide 5 - Tekstslide

Synoniem
Woorden die hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.

Bijvoorbeeld:
smerig - vies
snel - vlug
huis - woning

Slide 6 - Tekstslide

Set/setje

Slide 7 - Tekstslide

Homoniem
Homo = zelfde
niem = naam

Tegenovergesteld van een synoniem.
Zelfde woord, andere betekenis.




Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Opbouw/indeling alinea
Een alinea is meestal opgebouwd uit meerdere delen.
1. Hoofdzin/kernzin/hoofdzaak
2. Uitleg/toelichting
3. Voorbeeld

Slide 10 - Tekstslide

Sommige scholen voor voortgezet onderwijs hebben er moeite mee dat meisjes in te korte broekjes naar school komen. Die shorts zijn nu in de mode, evenals korte rokjes en hemdjes met inkijk. Docenten kunnen zich daar ongemakkelijk bij voelen. Een aantal scholen stelt daarom kledingregels in.

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdzaken
Wat in een tekst belangrijk is, noem je hoofdzaken. Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding en in het slot. 

Lees ook de eerste en laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdgedachte
Het belangrijkste van een tekst kun je in één zin samenvatten. Die ene zin noem je de hoofdgedachte. Om die zin te vinden, stel je de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot van de tekst.

Slide 13 - Tekstslide

Zo vind je de hoofdgedachte:

Bepaal het onderwerp van de tekst.
Geef in één zin antwoord op de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? Noem in je zin in elk geval het onderwerp.

Slide 14 - Tekstslide

Tekstdoelen
Informeren: Informatie over een onderwerp geven.
overtuigen: Iemand van zijn/haar mening te overtuigen.
Tot handelen overzetten: iemand aansporen wat te laten doen.
Waarschuwen: Proberen om gevaren en risico's te laten inzien.



Slide 15 - Tekstslide

Oefentoets maken
`Nakijken'

Slide 16 - Tekstslide

Doelen deze les
Volgende les



Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Controleer of je huiswerk hebt

Slide 17 - Tekstslide