Schrijfopdrachten: Het verschil tussen A1 en A2

Schrijfopdrachten: Het verschil tussen A1 en A2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijfopdrachten: Het verschil tussen A1 en A2

Slide 1 - Tekstslide

Wat kun jij al schrijven?
ik schrijf korte zinnen over mijzelf.
Ik schrijf soms een verhaaltje.
Ik weet het niet.
Ik vind schrijven moeilijk / niet leuk.
Ik kan zinnen maken op B1 niveau.

Slide 2 - Poll

Niveau A 1

* Korte losse zinnen
* Alleen over jezelf
* Weinig structuur
* Weinig woordenschat
* Alleen 'ik'

Ik ben Amir.
Ik ben 15 jaar.
Ik woon in Nederland.
Ik kom uit Syrië.
Ik ga naar school.
Ik vind voetbal leuk.
Ik houd van pizza.

Slide 3 - Tekstslide

       
         Niveau A 2
        
         * Zinnen met verband
         * Ook over andere onderwerpen
         * Begin, midden, eind
         * Variatie in woordenschat
         * Ook 'wij, mijn vriend, jullie' etc.

Een tekst op A2 niveau
Ik ben Amir en ik ben 15 jaar.
Ik woon met mijn ouders in Nederland, in een klein huis.
Elke dag ga ik met de fiets naar school.
Na school speel ik vaak voetbal met mijn vrienden, omdat ik dat leuk vind.



Verschillen tussen A1 en A2

Slide 4 - Tekstslide

k ben Amir.
Ik ben 15 jaar.
Ik woon in Nederland.
Ik kom uit Syrië.
Ik ga naar school.
Ik vind voetbal leuk.
Ik houd van pizza.
Ik ben Amir en ik ben 15 jaar.
Ik woon met mijn ouders in Nederland, in een klein huis.
Elke dag ga ik met de fiets naar school.
Na school speel ik vaak voetbal met mijn vrienden, omdat ik dat leuk vind.

Slide 5 - Tekstslide

Ik ben Amir en ik ben vijftien jaar oud.
Samen met mijn ouders woon ik in een klein huis in Nederland.
We wonen er nu al een paar jaar en ik voel me er thuis.
Elke schooldag fiets ik naar school, ook als het regent of hard waait.
Ik vind het fijn om zelfstandig te reizen, want dan kan ik zelf bepalen hoe laat ik vertrek.
Na school spreek ik meestal af met mijn vrienden.
We voetballen bijna elke dag op het plein bij ons in de buurt.
Voetbal is mijn grootste hobby, omdat ik er energie van krijg en ik het leuk vind om samen te spelen.

Slide 6 - Tekstslide

A2

Ik ben Amir en ik ben 15 jaar.
Ik woon met mijn ouders in Nederland, in een klein huis.
Elke dag ga ik met de fiets naar school.
Na school speel ik vaak voetbal met mijn vrienden, omdat ik dat leuk vind.



Slide 7 - Tekstslide

   B1

Mijn naam is Amir en ik ben vijftien jaar oud.
Ik woon samen met mijn ouders in een klein huis in Nederland.
Elke ochtend fiets ik naar school, ook als het regent of koud is.
Na schooltijd spreek ik vaak af met vrienden om te voetballen, omdat ik sporten belangrijk en leuk vind.

Slide 8 - Tekstslide

Ik woon in Nederland. Ik ga naar school.
Hoe maak je deze zin beter?
Gebruik extra woorden: daarom, en, sinds, met ......, elke dag, op de fiets, .......

Slide 9 - Open vraag

Wij hebben vakantie. Wij gaan naar het strand.
Hoe maak je deze zin beter?
Gebruik extra woorden: daarom, en, sinds, met ......, elke dag, op de fiets, .......

Slide 10 - Open vraag

Ik ga niet naar school,
Ik ga niet naar school, want ik ben ziek.

Ik ga niet naar school, maar ik wil wel leren.

Ik ga niet naar school, dus ik blijf thuis.


Signaalwoorden

Slide 11 - Tekstslide

want misschien gaat het regenen.
dus ga ik vandaag vroeg naar bed.
maar eigenlijk is zij verdrietig.
Ik  ben moe
Ik neem een jas mee
Zij lacht

Slide 12 - Sleepvraag

omdat                 reden 
maar                    tegenstelling 
dus                       gevolg 
want                    reden 
en                         toevoeging

Ik ga niet naar school, want ik ben ziek.
Ik ga niet naar school, maar ik wil wel leren.
Ik ga niet naar school, dus ik blijf thuis.

Slide 13 - Tekstslide

Ik blijf thuis, dus
Ik blijf thuis, maar
Ik blijf thuis, omdat
ik mis de sportles op school.
ik wil liever naar buiten.
mijn tante op bezoek komt.

Slide 14 - Sleepvraag

als                     voorwaarde/tijd 
daarom           gevolg/conclusie 
terwijl              gelijktijdigheid 
hoewel            tegenstelling 

Zij gaat naar buiten, als het droog is.

Zij gaat naar buiten, daarom trekt ze haar schoenen aan.

Zij gaat naar buiten, terwijl ze haar moeder belt.

Zij gaat naar buiten, hoewel ze ziek is.

Slide 15 - Tekstslide

Maak de zin zelf af:

Ik ga naar huis, terwijl....

Slide 16 - Open vraag

Er komt een nieuwe leerling in jouw klas.
Jij schrijft een email met informatie over de klas.

Je vertelt over de klas en over de vakken op school.

Maar… je schrijft het niet als losse zinnen.
Je schrijft het als één goede tekst.

Denk ook aan een goede aanhef en de afsluiting.

Vragen?   We gaan even oefenen...


Slide 17 - Tekstslide

1.
2.
3.
4.
5.
aanhef
afsluiting
begin (inleiding)
midden
eind

Slide 18 - Sleepvraag

1.
2.
3.
4.
5.
Beste Lucas,
Ik vind gym het leukste vak want ik houd van sport. Ik hoop je snel te zien.
Ik schrijf je omdat je in mijn klas komt.
Onze klas heeft 16 leerlingen en we komen uit verschillende landen. De lessen beginnen om 9.15 dus je moet wel vroeg opstaan.
Tot binnenkort! 
Groetjes, Viviane

Slide 19 - Sleepvraag

Ik denk dat ik zelf een tekst kan maken met een aanhef, begin, midden, eind en afsluiting.
Ja, dat gaat lukken, ik ga beginnen!
Nee, ik heb meer hulp nodig.
Ik wil het proberen maar ik vind het moeilijk.
Ik heb er geen zin in, alleen als het moet.

Slide 20 - Poll