Weer & Klimaat les 2

Week 2 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Week 2 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
Ik kan de vijf temperatuurfactoren  opnoemen. 
Ik kan verklaren waarom het bij de polen kouder is dan bij de tropen. 
Ik kan een klimaatdiagram aflezen 
Ik kan benoemen waarmee de wiskundige begrenzing en de thermische begrezing wordt gedaan. 
Ik kan hoge en lage druk uitleggen

Slide 2 - Tekstslide

Weer

Het weer is de temperatuur, de neerslag en de wind op een bepaalde plaats, op een bepaald moment. 

Hoe wordt de wind aangegeven op de afbeelding hiernaast? 
Antwoord van de vraag
Met de pijlen wordt de windrichting aangegeven én met de cijfers de kracht van Beaufort.  De schaal van Beaufort loopt van 0 tot 12. Bij windkracht 0 is het windstil en bij windkracht 12 is er een orkaan. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Uit welke drie onderdelen bestaat het weer?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Video

Weer 
Weer is heel veranderlijk en plaatselijk. 

Nu komen er twee filmpjes waar het heel plaatselijk is. 

Slide 7 - Tekstslide

Weer en Klimaat
Klimaat: het gemiddelde weer in een bepaald gebied en over een langere periode, meestal 30 jaar. 

De drie onderdelen van het weer:
temperatuur, wind en neerslag. 

Bij het klimaat gaat het om het gemiddelde. 
Klimaatdiagram
Een klimaatdiagram brengt de gemiddelde temperatuur en de neerslag van een plaats in beeld. 

In een klimaatdiagram staat de gemiddelde temperatuur van elke maand. 

Hoe bereken je de gemiddelde temperatuur? 

Je meet alle dagen van die maand de temperatuur , de temperatuur in een klimaatdiagram is een gemiddelde van dag én nacht. 

Slide 8 - Tekstslide

Het klimaat is...
A
de gemiddelde temperatuur van een land
B
het gemiddelde weer over een lange periode
C
de gemiddelde temperatuur van een periode
D
het gemiddelde klimaat over een periode

Slide 9 - Quizvraag

De staafdiagram geeft bij een klimaatdiagram de neerslag aan
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

In een klimaatdiagram staat de rode lijn voor de ...
A
Temperatuur
B
Neerslag

Slide 11 - Quizvraag

Weer en klimaat

Slide 12 - Tekstslide

Hoe kan het nou dat het op hoge breedte kouder is dan op lage breedte?

Slide 13 - Open vraag

De zonnestralen op ....breedte leggen de kortste weg af door de dampkring
A
lage
B
hoge

Slide 14 - Quizvraag

Welke situatie klopt?
A
A is warm en B is koud
B
A is koud en B is warm
C
A en B beide even warm
D
A en B beide even koud

Slide 15 - Quizvraag

Luchtstreken
indeling van de aarde op basis van temperatuur: luchtstreken.
- tropen
- gematigde zone
- poolstreken

Slide 16 - Tekstslide

BB 49 Luchtstreken
B49 Luchtstreken

Slide 17 - Tekstslide

B50 Isothermen 
Bekijk de lijnen: hoeveel verschil zit er telkens tussen de lijnen? 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe noemen we de lijnen op een weerkaart waarmee de plaatsen met dezelfde luchtdruk met elkaar verbonden zijn?
A
Isothermen
B
Hectopascal
C
Isobaren
D
Barometer

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een isotherm?
A
Lijnen die plaatsen met een geljke temperatuur met elkaar verbinden
B
een soort luchtstreek
C
de grens voor de tropen
D
de lijn waarboven het te koud is voor de boomgroei

Slide 20 - Quizvraag

B51 hoogtegordel
  • een grens tot aan waar bepaalde planten kunnen groeien.
  • heeft te maken met de temperatuur
  • bomen groeien tot -3, daarna zijn er geen bomen meer.

Slide 21 - Tekstslide

B 52 Hoogteligging en temperatuur 

Hoe kan het dat het op de bergtop niet warmer is dan aan de voet van de berg? 
B52 Hoogteligging en temperatuur

Slide 22 - Tekstslide

Hoogteligging

Slide 23 - Tekstslide


Je begrijpt wat het verschil is tussen aanlandige en aflandige wind
Vind je in: paragraaf 3, B53, B54, B56

Slide 24 - Tekstslide

B54 Windsysteem en
B53 wet van Buys Ballot

Slide 25 - Tekstslide

Hoogteligging en Reliëf

Slide 26 - Tekstslide

Welke van de volgende uitspraken over deze kaart is/zijn juist?

I De isothermen van 9 en 10 °C kunnen
elkaar nergens op de kaart kruisen.

II Op de plaats van het vraagteken
kan het niet warmer zijn dan 10 °C
A
Beide uitspraken zijn juist.
B
Alleen uitspraak I is juist.
C
Alleen uitspraak II is juist.
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 27 - Quizvraag

Weer en Klimaat

Slide 28 - Tekstslide

Weer en klimaat Start
Weer en Klimaat in Nederland

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide