Zenuwstelsel

Zenuwstelsel
1 / 67
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologySecondary Education

In deze les zitten 67 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Vorige keer:
  • Homeostase
  • Hormoonregulatie
  • Verschillende hormonen 

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling
  • Zenuwen
  • Centraal en perifeer zenuwstelsel
  • zenuwcellen 

Slide 3 - Tekstslide

Leg uit wat het inwendige en uitwendige milieu zijn

Slide 4 - Open vraag

Inwendig en uitwendig
Het lichaam heeft een inwendig milieu en een uitwendig milieu.
Uitwendig
Zijn alle cellen die in de normale toestand blootgesteld worden aan de buitenwereld.
Inwendig
Zijn alle cellen die in de normale toestand niet worden blootgesteld aan de buitenwereld.

 

Slide 5 - Tekstslide

Delen van het spijverteringsstelsel (Slokdarm, maag, 12-v. darm, dunne darm, dikke darm) Zijn deel van het uitwendige milieu. Leg uit waarom:

Slide 6 - Open vraag

Leg uit in welke niet normale gevallen het inwendige milieu kan worden blootgesteld aan de buitenwereld en welke risico's dat met zich mee brengt

Slide 7 - Open vraag

Homeostase
Het inwendige milieu bevat allerlei stoffen.
Glucose, zuurstof, koolstofdioxide
En het inwendige milieu behoudt een bepaalde temperatuur, bloeddruk etc.
Dit zijn bepaalde waarden

Slide 8 - Tekstslide

Homeostase
Deze waarden hebben allemaal een optimaal punt. 
Dat noemen wij de normaalwaarde.
Deze waardes verschillen wel per moment. Zo kan het eten van suiker de hoeveelheid glucose (glucosewaarde) in het bloed verhogen.  

Slide 9 - Tekstslide

In welk gedeelte van het bloed zit glucose opgelost?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 10 - Quizvraag

Homeostase
Het lichaam gebruikt hormonen en zenuwen om de waardes te meten en aan te passen.
Bij een hogere glucose word insuline geproduceert om glucose om te zetten in de reservestof (opslag) glycogeen, waardoor de waarde daalt
Bij een lagere glucose wordt glucagon geproduceerd om glycogeen weer om te zetten in glucose, waardoor de waarde stijgt

Slide 11 - Tekstslide

Homeostase
Het aanpassen van deze waarde richting de normaalwaarde wordt homeostase genoemd, of terwijl een
dynamisch evenwicht

Slide 12 - Tekstslide

Insuline en glucagon zijn voorbeelden van
A
Hormonen
B
Zenuwen
C
Reservestoffen
D
Voedingstoffen

Slide 13 - Quizvraag

De hormonen Insuline en Glucagon worden geproduceert door
A
De lever
B
De nieren
C
De eilandjes van Langerhans
D
De longen

Slide 14 - Quizvraag

Hormoonregulatie
Hormonen zijn eiwitten die een bepaald proces in gang zetten.
Insuline zet de levercellen aan om glucose om te zetten in glycogeen.
Glucagon zet de levercellen aan om glycogeen om te zetten in glucose.
Om deze hormonen aan te maken hebben wij hormoonklieren nodig. Dit zijn klieren die hormonen aanmaken.

Slide 15 - Tekstslide

De eilandjes van langerhans bevinden zich in welk orgaan?
A
Lever
B
Nieren
C
Alvleesklier
D
Longen

Slide 16 - Quizvraag

Hormoonklieren
De eilandjes van langerhans zijn een voorbeeld van een hormoonklier.
Deze cellen bevinden zich in de alvleesklier en produceren de hormonen insuline en glucagon.
Deze hormonen hebben echter bepaalde cellen waar zij specifiek op werken. Dit noemen wij doelwitcellen.

Slide 17 - Tekstslide

Doelwitcellen
Doelwitcellen zijn cellen waar bepaalde hormonen specifiek op werken. 
Deze hebben receptorcellen waar de hormonen zich aan hechten om het proces in gang te zetten.

Slide 18 - Tekstslide

Welk van de volgende is geen hormoonklier
A
Hypofyse
B
Eilandjes van langerhans
C
schildklier
D
hypothalamus

Slide 19 - Quizvraag

Regulatie
De hormoonconcentratie, dus de hoeveelheid hormonen, bepaald de sterkte van de werken.
Hoe meer hormonen, hoe meer werking.
Hiervoor hebben wij ook bepaalde organen die dit controlen.
De hypofyse is een hormoonklier die in de hersenen zit en bepaalde hormonen aanmaakt. 
De hypothalamus is het orgaan dat erboven zit en bepaald hoeveel van deze hormonen de hypofyse maakt.

Slide 20 - Tekstslide

Regulatie
Voor goede regulatie zijn drie dingen nodig:
  • Meten van de waarde
  • Controleren van de waarde
  • Aanpassen van de waarde.

Dit noemen wij regelkringen

Slide 21 - Tekstslide

Regelkringen
Het meten van de waarde wordt gedaan door receptorcellen
die sturen hun metingen door aan het controlecentrum
Het controlecentrum controleert de metingen (en bepaald of deze aangepast moeten worden) 
Wanneer dat zo is, stuurt het controlecentrum een signaal aan de effector , die dan stappen gaat ondernemen (bijvoorbeeld het aanmaken van hormonen)

Slide 22 - Tekstslide

Zenuwstelsel
Het menselijk lichaam heeft een perifeer zenuwstelsel en een centraal zenuwstelsel.
Dit zijn banen, wegen, van zenuwcellen die electrische signalen kunnen geleiden en doorsturen aan elkaar.

Slide 23 - Tekstslide

Centraal en perifeer zenuwselsel

Slide 24 - Tekstslide

Perifeer Zenuwstelsel
Perifeer = is alles wat "naar buiten" loopt.

Dus het perifere zenuwstelsel is 
alles wat buiten het centrale 
zenuwstelsel loopt.

Slide 25 - Tekstslide

Centrale zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel zijn de 
hersenen, de hersenstam én 
het ruggenmerg.

Slide 26 - Tekstslide

Dus...
Centraal zenuwstelsel = Hersenen, hersenstam én het ruggenmerg
Perifeer = "naar buiten"
Perifeer zenuwstelsel = het zenuwstelsel buiten het centrale zenuwstelsel.

Slide 27 - Tekstslide

Definities
Zenuwstelsel zijn alle zenuwbanen in het lichaam. Een soort "wegen" waar electrische signalen doorheen lopen.
Perifeer betekend "naar buiten" 
Perifeer zenuwselsel is het zenuwstelsel buiten het centrale zenuwstelsel om
Centraal zenwustelsel zijn de hersenen, hersenstam en ruggenmerg.

Slide 28 - Tekstslide

Zenuw
Een zenuw is een verzamelnaam
vooreen groep zenuwcellen.
Zenuwcellen zijn de 
bouwblokjes van de hersenen en het hele zenuwstelsel. 
Zenuwcellen worden ook wel neuronen genoemd.
 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Zenuwcellen
Zenuwcellen kunnen drie dingen:
  • Prikkels opvangen
  • Prikkels omzetten in impulsen
  • Impulsen doorgeven en opvangen (communiceren)

Slide 31 - Tekstslide

Zenuwcellen
Zenuwcellen zijn opgebouwd uit een:
  • Dendriet
  • Myelineschede
  • Cellen van Schwann
  •  Axonen
  • Synapsen


Slide 32 - Tekstslide

Definities
Zenuwcellen zijn de basis bouwblokjes van zenuwstelsels.
Neuronen is een andere naam voor zenuwcellen.
Zenuw is de verzamelnaam voor een groep zenuwcellen.
Zenuwstelsel is de verzamelnaam voor verschillende zenuwbanen die door het lichaam lopen, te verdelen in Centraal en perifeer.
Prikkels zijn invloeden van binnen óf buiten het lichaam.
Impulsen zijn electrische signalen die door zenuwcellen gecommuniceerd kunnen worden.

Slide 33 - Tekstslide

Neuronen
Bestaan dus uit: 
Celkern
Dendrieten
axonen
myelineschedes
cellen van schwann
 synapsen.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Cellichaam
Het cellichaam van de zenuw bevat een stroperige substantie (cytoplasma) en de celkern. 
Dit is de basis van elke cel en dus ook van een neuroon.

Slide 36 - Tekstslide

Dendrieten en Axonen
Dendrieten én axonen zijn de uitlopers van een zenuwcel.

Dendrieten vervoeren impulsen náár het cellichaam toe.
Axonen vervoeren impulsen ván het cellichaam af.

Slide 37 - Tekstslide

Synpapsen
Synapsen zijn de laatste uitlopers van dendrieten en axonen.
Een axonsynaps geeft een signaal door.
Een dendrietsynaps ontvangt het signaal.
Synapsen worden geactiveerd door een impuls, maar geven hun boodschap door door middel van Neurotransmitters

Slide 38 - Tekstslide

synapsen

Slide 39 - Tekstslide

synapsen werking

Slide 40 - Tekstslide

Neurotransmitters
Neurotransmitters zijn dus chemische stoffen.
Deze zitten verzameld in een synaps. 
Dit wordt geactiveerd door een impuls, of electrisch signaal, waardoor zij de oversteek gaan maken.
Aan de ontvangende synaps zitten receptorcellen, die specifieke neurotransmitters kunnen binden.
Als die geactiveerd worden door binding, ontstaat er een electrisch signaal dat door de volgende zenuwcel wordt doorgegeven.

Slide 41 - Tekstslide

Definities
Cellichaam is de basis van alle cellen, bevat de celkern.
Celkern bevat het genetische materiaal van de cel.
Impuls een prikkel die door zenuwcellen om is gezet in een electrisch signaal.
Dendrieten zijn uitlopers van een zenuwcel die impulsen vervoeren náár het cellichaam toe.
Axonen zijn uitlopers van een zenuwcel die impulsen vervoeren van het cellichaam af.
Synapsen zijn de laatste vertakkingen van axonen en dendrieten en deze geven signalen door aan een andere cel (Axonsynaps) of vangen deze signalen op (dendrietaxon).
Neurotransmitters zijn chemische stoffen die worden opgeslagen in de synapsen en worden geactiveerd door een impuls. Neurotransmitters geven het signaal door van synaps naar synaps via een chemische stof.
Receptorcel is een cel waaraan één specifieke stof kan binden, bijvoorbeeld neurotransmitters.

Slide 42 - Tekstslide

Myelineschede
Veel axonen zijn bedekt in een witte stof die myeline genoemd wordt. Deze stof zorgt ervoor dat de impulsen makkelijk vervoert kunnen worden.

Myeline wordt gemaakt door gliacellen, speciale cellen bij de zenuwen (vooral in de hersenen) die verschillende taken hebben.

Slide 43 - Tekstslide

Cellen van Schwann
Schwanncellen zijn een type gliacellen maar deze komen alleen voor in het perifere zenuwstelsel.
Deze vinden we dus niet in de hersenen.
Cellen van Schwann hebben wel dezelfde functie als de andere type gliacellen; zij maken namelijk de myeline voor de axonen. 

Slide 44 - Tekstslide

Definities
Myeline een witte, goed geleidende stof die de geleiding van impulsen versneld.
Myelineschede de verzamelnaam voor alle myeline die om een axon heen zit.
Gliacellen zijn de cellen die myeline produceren.
Cellen van Schwann zijn een type gliacellen die myeline produceren in het perifere zenuwstelsel
Oligodendrocyten zijn de type gliacellen die myeline produceren in het centrale zenuwstelsel (hoef je niet te weten, maar ter info)

Slide 45 - Tekstslide

Soorten neuronen
Er zijn verschillende soorten zenuwcellen die verschillende functies hebben:
  • Sensorische neuronen
  • schakelcellen
  • Motorische neuronen


Slide 46 - Tekstslide

Sensorische 
Ook wel "gevoelszenuwcellen" zijn neuronen die impulsen van de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel vervoeren.

Dus: Prikkel => zintuig => sensorische cel => centrale zenuwstelsel.
Hier geven zij het signaal door aan de schakelcellen.

Slide 47 - Tekstslide

Sensorische zenuwcel
Sensorische zenuwcellen kun je herkennen aan een lange dendriet (ontvanger) en een cellichaam dat vaak dicht bij het centraal zenuwstelsel licht.

Slide 48 - Tekstslide

Motorisch, sensorisch en schakel

Slide 49 - Tekstslide

Schakelcel
Schakelcellen zijn zenuwen die tussen sensorische en motorische cellen communiceren.
Bevinden zich vaak ín het centrale zenuwstelsel. 

Schakelcellen kunnen ook met elkaar communiceren.


Slide 50 - Tekstslide

Motorisch, sensorisch en schakel

Slide 51 - Tekstslide

Motorische zenuwcellen
Motorische zenuwcellen ontvangen impulsen van het centrale zenuwstelsel en geven dit door aan spieren of klieren om processen op te starten.
Zij zijn dus eigenlijk het omgekeerde van een sensorische zenuwcel.
Motorische zenuwcellen hebben vaak een lang axon, en korte dendrieten.

Slide 52 - Tekstslide

Motorisch, sensorisch en schakel

Slide 53 - Tekstslide

Definities
Sensorische neuronen/ gevoelszenuwcellen zijn zenuwcellen met lange dendrieten en een kort axon die impulsen ván de zintuigcellen naar het centrale zenuwstelsel vervoert.
Motorische neuronen/ bewegingszenuwcellen zijn zenuwcellen met een lang axon en korte dendrieten die impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren vervoert.
Schakelcellen zijn cellen die tussen gevoels- en bewegingscellen communiceren en die zich vooral bevinden in het centrale zenuwstelsel.

Slide 54 - Tekstslide

Hersenen en ruggenmerg
Het centrale zenuwstelsel bestaat dus uit de hersenen en het ruggenmerg.
De hersenen bestaan dan weer uit:
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam

Slide 55 - Tekstslide

Grote Hersenen
De grote hersenen kunnen we weer opdelen in twee hoofdgroepen:
  • Hersenschors
  • Hersenmerg


Slide 56 - Tekstslide

Grote en kleine hersenen

Slide 57 - Tekstslide

Hersenschors en -merg
Hersenschors is een deel van de grote hersenen die ook wel grijze stof genoemd wordt. Dit bestaat vooral uit de cellichamen van de schakelcellen.
Hersenmerg, ook wel witte stof zijn de axonen van diezelfde schakelcellen. Axonen zijn omwonden met myeline wat wit is. Vandaar de naam.

Slide 58 - Tekstslide

Grote hersenen
De grote hersenen zorgen voor onze bewustwording.
Zij verwerken de prikkels van buitenaf.
Ook zijn zij verdeeld in hersencentra die verschillende functies hebben.
Zo hebben we een spraakcentrum, dat onze spraak verzorgt.

Slide 59 - Tekstslide

Kleine hersenen
Onze kleine hersenen verzorgen de coördinatie van onze bewegingen.
Iemand met schade aan hun kleine hersenen zullen er 'dronken' uitzien, omdat de bewegingen die zij maken niet gecoördineert zijn.

Slide 60 - Tekstslide

Hersenstam
Onze hersenstam, het kleine aanhangsel onderaan de hersenen, bevat onze belangrijkste maar meest basale functies.
Namelijk: 
  • Ademhaling
  • Temperatuur
  • Hartslag
en nog meer, worden hier geregeld.

Slide 61 - Tekstslide

Ruggenmerg
Het ruggenmerg is een uitloper van de hersenstam, welke ook de communicatie tussen hersenen en ruggenmerg verzorgt.
Het ruggenmerg loopt door onze ruggengraat, en bestaat ook uit een grijze massa (binnenin, cellichamen van schakel- en motorische cellen) en een witte massa (buiten, axonen van de schakelcellen.)

Slide 62 - Tekstslide

Definities
Centraal zenuwstelsel zijn de hersenen en ruggenmerg
Hersenen bestaan uit de grote en kleine hersenen en de hersenst
Grote hersenen bestaan uit hersenschors en hersenmerg en is verantwoordelijk voor de bewustwording
Hersenschors of grijze stof bestaat uit de cellichamen van de schakelcellen.
Hersenmerg of witte stof bestaat uit de axonen van de schakelcellen. Axonen zijn omgeven door myeline en myeline is wit.
Kleine hersenen zijn verantwoordelijk voor het coördineren van de bewegingen van de mens.
Hersenstam is het aanhangseltje van de hersenen. Alle belangrijke functies zoals ademhaling, temperatuur en hartslag, worden hier geregeld. Ook communiceerd de hersenstam tussen hersenen en ruggenmerg.
Ruggenmerg Is het verlengde van de hersen stam en loopt in onze ruggengraat. Te verdelen in grijze massa en witte massa.
Ruggenmerg witte massa is de buitenkant van het ruggenmerg en bestaat uit de uitlopers (axonen) van de schakel- en motorische zenuwcellen.
Ruggenmerg grijze massa is de binnenkant van het ruggenmerg en bestaat uit de cellichamen van schakel- en motorische zenuwcellen.

Slide 63 - Tekstslide

Samenvatting
Om de regulatie van het lichaam bij te kunnen houden moeten signalen worden opgevangen en gecommuniceerd. Ook moeten processen in werking worden gezet.
Dit doet het zenuwstelsel.

Slide 64 - Tekstslide

Samenvatting
Het zenuwstelsel bestaat uit het perifere zenuwstelsel, die zich vooral bezighoudt met het opvangen en doorgeven van prikkels d.m.v. sensorische zenuwcellen en het centrale zenuwstelsel die zich vooral bezighoudt met het doorgeven van signalen en het aanzetten van processen. Het doorgeven wordt gedaan door schakelcellen en het aanzetten van processen wordt gedaan met motorische cellen.

Slide 65 - Tekstslide

Samenvatting
Een zenuwcel heeft drie hoofdgroepen. Namelijk een Dendriet die signalen opvangen en doorgeven aan het cellichaam. Axonen zijn uitlopers die signalen van het cellichaam af voeren.
Axonen zijn omgeven door myeline een witte stof die wordt gemaakt door gliacellen (Schwanncellen in het perifere stelsel) waardoor electriciteit beter wordt doorgegeven.

Slide 66 - Tekstslide

Opdrachten
Opdracht 1
Maak flashcards van alle termen en een samenvatting van één pagina van deze les en stof. Hulp programma's zoals biologie met joost of biologiepagina of de bijlesstudent zou ik gebruik van maken.
Opdracht 2
Er zijn verschillende ziektes die te maken hebben met het zenuwstelsel. Zoek bijvoorbeeld op wat MS is, wat de oorzaak is en welk zenuwstelsel dit vooral aantast. 
Opdracht 3
Maak een spiekbriefje over de vorige les en deze les. Beide lessen mogen maar op één pagina.

Slide 67 - Tekstslide