Engels havo oefenen toetsweek december

Wat gaan we doen?
- Present simple 
- Present continuous
- Relative pronouns

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
- Present simple 
- Present continuous
- Relative pronouns

Slide 1 - Tekstslide

Present simple
I, you, we, they - hele ww
he, she, it - hele ww + s

Ontkenningen: don't of doesn't + hele ww
Vragen: do of does + O + hele ww
Een gewoonte/ iets wat je met regelmaat doet
beschrijven van feiten

Slide 2 - Tekstslide

Present Simple
I (....) my bike to school everyday. (to ride)

Slide 3 - Open vraag

Present Simple
My sister often (...) muffins. (to make)

Slide 4 - Open vraag

Present Simple
(...) Evie call you every weekend?
No, she (...). (2 x doing)

Slide 5 - Open vraag

Present continuous
Am, is, are + hele ww + -ing
Je gebruikt de present continuous om iets te beschrijven wat bezig is op het moment dat je er over schrijft/praat
Tijdelijke situaties
Irritatie aangeven

Slide 6 - Tekstslide

Present continuous
I'm (....) with my aut while I'm in San Francisco (to stay)

Slide 7 - Open vraag

Present continuous
John is (....) as a tour guide at the moment. (to work)

Slide 8 - Open vraag

Present continuous
Mum is always (...) me to clean my room (to nag).

Slide 9 - Open vraag

Present continuous
I'm forever (...) my phone! (to lose)

Slide 10 - Open vraag

Relative pronouns
- Om te verwijzen naar mensen gebruik je who
- Om te verwijzen naar dieren/dingen gebruik je which
- Soms mag (niet moet) je ipv who of which ook that gebruiken. (Alléén als je de bijzin niet kunt weglaten omdat de zin anders onduidelijk wordt. In deze zinnen staat geen komma.
- Whose (+ woord) geeft aan van wie iets is of waar iets bij hoort

Slide 11 - Tekstslide

Relative pronouns
We loved our hotel, (...) was on the seafront (dat)

Slide 12 - Open vraag

Relative pronouns
Is that the man (...) gave you a compliment?

Slide 13 - Open vraag

Relative pronouns
This is my sister, (...) shares a room with me. (die)

Slide 14 - Open vraag

Relative pronouns
There was a boy (...) name was Jim. (wiens)

Slide 15 - Open vraag

Relative pronouns
I liked that cat, (...) kept on purring.

Slide 16 - Open vraag