Stijl 3F die-dat-wat

Welkom
Nederlands
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

leerdoel:
weten wanneer dat-wat, die-wie, die-dat (betrekkelijke voornaamwoorden) gebruikt worden. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

De jongen .... ik zag.
A
die
B
wie
C
wat
D
dat

Slide 4 - Quizvraag

die/dat
De volgende zinnen bestaan steeds uit twee delen. Het tweede deel begint met een woord dat verwijst naar een concreet woord uit het eerste deel:

  • Hier staat het huis dat ik wil kopen.
  • Ik koop de krentenbol die er smakelijk uitziet.
  • Anja is een meisje dat leuk kan dansen. (het meisje, dus dat)

  • Ik zit in een bus die erg slingert. (de bus, dus die)

  • Er staan hier huizen die bijna instorten. (de huizen, dus die)

Soms kun je aan 'die' of 'dat' zien, welk woord uit het andere deel van de zin bedoeld wordt: 
  • Er zit een gat in mijn broek die ik al jaren heb. (de broek, dus die) 
  • Er zit een gat in mijn broek dat groter wordt. (het gat wordt groter, dus dat)

Slide 5 - Tekstslide

Wat
Wat’ gebruik je: 
1. bij een overtreffende trap; 
2. wanneer je terugverwijst naar de hele zin; 
3. wanneer je verwijst naar een onbepaald voornaamwoord.


Voorbeelden
  •  Het mooiste wat ik ooit gezien heb. (overtreffende trap)

  • Rick heeft de wedstrijd verloren, wat hij heel vervelend vindt. (terugverwijzing)

  • Alles wat net gebeurd is, zou niet mogen gebeuren. (onbepaald voornaamwoord) 

Slide 6 - Tekstslide

die/wie
Je kunt 'die' soms ook vervangen door 'wie'. 
  • Dat geldt alleen als het woord verwijst naar een persoon, 
  • en als het woord meewerkend voorwerp is.
In zulke gevallen is 'wie' iets netter, maar het is niet verplicht.

Deze twee zinnen kunnen dus allebei: 
  1. De serveerster die we een fooi geven, is erg vriendelijk. 
  2.  De serveerster wie we een fooi geven, is erg vriendelijk.

Als er een voorzetsel bij komt, is alleen wie nog goed: 
De serveerster aan wie we een fooi geven, is erg vriendelijk. 

Slide 7 - Tekstslide

Het meisje .... een ijsje kocht.
A
die
B
dat
C
wat
D
wie

Slide 8 - Quizvraag

Vul in: Is dat alles ... we nodig hebben?
A
dat
B
wat
C
die
D
wie

Slide 9 - Quizvraag




Dat is het enige ... ik nooit zou doen: party drugs gebruiken.
A
wat
B
dat
C
die
D
wie

Slide 10 - Quizvraag



Het meisje ... daar staat,
is wel een echte festivalganger.
A
wat
B
dat
C
die
D
wie

Slide 11 - Quizvraag

Het beeldscherm ... jij wilt kopen, vind ik erg mooi.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 12 - Quizvraag

Vul in: Ik zie, ik zie ... jij niet ziet.
A
dat
B
wat
C
die
D
wie

Slide 13 - Quizvraag

Het schilderij.... je hebt opgehangen hangt scheef.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 14 - Quizvraag

Raften is het engste en spectaculairste .... ik ooit heb gedaan.
A
dat
B
die
C
wie
D
wat

Slide 15 - Quizvraag

De gewonde hond...... ik vond, jankte heel zielig
A
dat
B
die
C
wie
D
wat

Slide 16 - Quizvraag

Ken je de man … daar woont
A
die
B
wie
C
wat
D
dat

Slide 17 - Quizvraag

We hebben een zusje gekregen, ... we erg leuk vinden.
A
die
B
dat
C
wat
D
wie

Slide 18 - Quizvraag

En de vrouw ... naast haar loopt, is haar moeder.
A
wie
B
die
C
dat
D
wat

Slide 19 - Quizvraag

Weten jullie al ... de beste kandidaat is?
A
wie
B
die
C
wat
D
dat

Slide 20 - Quizvraag

Een leerling .... slim is, maakt een planning
A
wie
B
die
C
dat
D
wat

Slide 21 - Quizvraag

Morgen komt de Sint, ..... ik altijd spannend vind.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 22 - Quizvraag

..... niet horen wil, moet maar voelen.
A
dat
B
die
C
wie
D
wat

Slide 23 - Quizvraag

Hij eet vaak patat, ... niet goed voor zijn lijn is.
A
die
B
dat
C
wat
D
wie

Slide 24 - Quizvraag

Vul in: Iets ... ik niet begrijp, is dat je je daar druk over maakt.
A
dat
B
wat
C
die
D
wie

Slide 25 - Quizvraag

Hij gaf mij een groot cadeau ... ik erg mooi vind.
A
wat
B
wie
C
die
D
dat

Slide 26 - Quizvraag

Het schilderij.... je hebt opgehangen hangt scheef
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 27 - Quizvraag

Het meisje ... broodjes verkoopt in de kantine zit in klas 1.
A
wat
B
die
C
wie
D
dat

Slide 28 - Quizvraag

De hond ... daar loopt, heet Iza.
A
wie
B
dat
C
die
D
wat

Slide 29 - Quizvraag

Vul in: Het slechte weer ... we verwachtten, bleef uit.
A
dat
B
wat
C
die
D
wie

Slide 30 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?

Slide 31 - Open vraag