K4 Lektion 4,5

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

• Handy zu Hause/Schließfach
• Setzt euch bitte (ga zitten)
• Schulsachen auf dem Tisch (Buch, Heft, Laptop)
• Laptop geschlossen
• Rucksack auf dem Boden

Was machen wir heute?

- Rückblick + Hausaufgaben 10

- Grammatik 15

- Aufgaben machen 15

- evaluieren 5

Grammatica stencils!!

Kapitel 4 : Frankfurt am Main

wohnen und leben in der Stadt und auf dem Land

Lernziele: 

- ik weet hoe ik een sterk werkwoord kan herkennen

- ik weet hoe ik een sterk werkwoord kan vervoegen

- ik heb geoefend met de naamvallen (keuzevoorzetsels + 7/2 regel)

- ik heb geoefend met de woordenschat van Lektion 4 + 5

Klassenarbeit Kapitel 4

Woordjes du-nl Lektion 1,2,4,5

Woordjes nl-du Lektion 3+6

(geen Redemittel)

Grammatica A (keuzevoorzetsels)

Grammatica D (keuzevoorzetsels  7/2 regel)

Grammatica E (sterke werkwoorden e/i  en a/ä Wechsel)

herhaling zwakke werkwoorden + haben/sein

Hausaufgaben

Wat is de 7/2 regel?

Hoe noemen we deze regel ook wel?

• Wat zijn zwakke werkwoorden?
• Kun je voorbeelden noemen?
• machen, arbeiten, wohnen, reisen
• Wat zijn sterke werkwoorden?
• Kun je voorbeelden noemen?
• klinkerwisseling!
• als een werkwoord in het Nederlands sterk is, is het dat vaak in het Duits ook. Niet altijd!
• vb kaufen in du zwak, in nl sterk!

Wanneer een klinkerverandering?

a -> ä
au -> äu

korte e -> i 
lange e -> ie

bij du 

en er/sie/es

 sterk ww. met "a" in de stam

fahren...sterk?      ja!    wij rijden/wij reden

Ich fahre

du fährst

er/sie/es/man fährt

wir fahren

ihr fahrt

sie/Sie fahren

          sterk ww. met een lange "e" in de stam

sehen....sterk?       ja!   wij zien/ wij zagen

Ich sehe

du siehst

er/sie/es/man sieht

wir sehen

ihr seht

sie/Sie sehen

         sterk ww. met een korte "e" in de stam

helfen....sterk?       ja!   wij helpen/ wij hielpen

ich helfe

du hilfst

er/sie/es/man hilft

wir helfen

ihr helft

sie/Sie helfen

Een sterk werkwoord krijgt een klinker wisseling bij

1. ich, du
2. du, er/sie/es/man
3. ich, ihr
4. er/sie/es/man, ihr

Welke vorm van "fahren" klopt?

1. ich fahr
2. wir fähren
3. du fährst
4. er fahrt

Het sterke werkwoord "verlassen" ziet er bij "du" als volgt uit:

1. verlässst
2. verlasst
3. verlast
4. verlässt

Het sterke werkwoord "tragen" ziet er bij "ihr" als volgt uit:

1. tragt
2. trägt
3. tragen
4. traget

Welke vorm(en) van het sterke werkwoord "essen" kloppen?

1. du isst
2. er esst
3. man isst
4. du issst

Vul de juiste vervoeging in:
Usain (laufen) ....... sehr schnell.

1. lauft
2. läuft
3. läufst
4. laüft

Het sterke werkwoord "helfen"
ziet er bij "er" als volgt uit:

1. helft
2. hilft
3. hielft
4. helfe

Het sterke werkwoord "lesen" ziet er bij "du" als volgt uit:

1. lest
2. lesst
3. list
4. liest

Du ... (helfen) deiner Schwester mit den Hausaufgaben.

Meine Mutter ... (sehen) die Show im Fernsehen.

Check Lernziele:
1.Ik weet hoe ik een sterk werkwoord kan herkennen.
2. Ik kan de sterke werkwoorden in het Duits vervoegen.

Ik herken een sterk werkwoord en kan het vervoegen. Ik ben dus nu al een topper!

Ik ben op weg naar een topper en moet nog een beetje extra oefenen.

Ik wil graag een topper worden maar snap het nog niet helemaal en heb nog hulp/ extra uitleg nodig.

Was?	K4 Lektion 4 Aufgabe 9 (zie bord) Aufgabe 10 Aufgabe 1	S. 38 S. 32
Wie?	alleine oder zusammen Buch/online
Wie lange?	15 min
Hilfe?	naamvallenstencil
Fertig?	Lektion 5 Aufgabe 1
Hausaufgaben

Selbstständig an die Arbeit!

Welche Vokabeln weißt du noch?

drinnen

Feind

Geräusch

der Karton

das Klo

pennen

schlau

sobald

verhindern

wach

die Wand

das Zimmer

Nächste Stunde

Stunde 1: Lektion 5/6

Stunde 2: Wiederholung/oefentoets 

Klassenarbeit Kapitel 4: Dienstag, 17. Juni

Müll bitte ins Mülleimer werfen

Warten bis es klingelt

Stuhl unter den Tisch stellen

Danke schön !