pronom interrogatif v5

Aujourd'hui:
- corriger 'bezittelijk voornaamwoord' + 
'betrekkelijk voornaamwoord'
- Explication des pronoms interrogatifs. 

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui:
- corriger 'bezittelijk voornaamwoord' + 
'betrekkelijk voornaamwoord'
- Explication des pronoms interrogatifs. 

Slide 1 - Tekstslide

Les pronoms interrogatifs (11.1)
Wie
Onderwerp:
- qui
- qui est-ce qui

vb: qui est ton frère?/qui-est-ce qui est ton frère
Lijdend voorwerp:
- Qui -> gevolgd door                             inversie of est-ce que (ook na voorzetsel)
Vb: Qui as-tu vu? A qui penses-tu?
Qui est-ce que tu as vu? A qui est-ce que tu penses?
Inversie alleen met pers.vnw
qui kan je niet afkorten!

Slide 2 - Tekstslide

... a oublié ses livres?
A
Qui
B
Qui est-ce qui
C
Qu'est-ce que
D
Qu'

Slide 3 - Quizvraag

Les pronoms interrogatifs (11.2)
Wat
Onderwerp:
- Qu'est-ce qui
- geen korte vorm

vb: qu'est-ce qui t'intéresse? 
Lijdend voorwerp:
- Que/qu' -> gevolgd door                             inversie of est-ce que
- na een voorzetsel: quoi (est-ce que)
Vb: Que vas-tu faire demain? 
Qu'est-ce que tu vas faire            demain? A quoi penses-tu? A quoi est-ce que tu penses?
Inversie alleen met pers.vnw

Slide 4 - Tekstslide

... as-tu fait?
A
Qui
B
Que
C
Qu'
D
Qu'est-ce que

Slide 5 - Quizvraag

... tu as fait?
A
Qui
B
Qu'est-ce que
C
Qu'est-ce qui
D
Que

Slide 6 - Quizvraag

... s'est passé?
A
Qui
B
Que
C
Qu'est-ce que
D
Qu'est-ce qui

Slide 7 - Quizvraag

... vas-tu faire pendant le weekend?
A
Que
B
Qui
C
Qu'est-ce que
D
Quel

Slide 8 - Quizvraag

Les pronoms interrogatifs (11.3)
Welk+ zelfstandig naamwoord

Quel garçon? - Welke jongen?
Quelle fille? -  Welk meisje?
Quels garçons?- Welke jongens?
Quelles filles? - Welke meisjes?
 
        

Slide 9 - Tekstslide

Les pronoms interrogatifs (11.4)

Als wat wordt gevolgd door een vorm van être en een zelfstandig naamwoord, gebruik je quel/quelle/quels/quelles

 
        

Slide 10 - Tekstslide

... est ta matière préférée?
A
Quelle
B
Qu'
C
Qui
D
Qu'est-ce qui

Slide 11 - Quizvraag

(Wat)... fait-elle pour préparer son exposé?

Slide 12 - Open vraag

(Wat)... est ta meilleure note?

Slide 13 - Open vraag

Au travail
faire: 177 t/m 182
 
        

Slide 14 - Tekstslide