[4h/5v] Staatsinrichting III - Politieke partijen

Staatsinrichting van Nederland III

Politieke kleuren
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Staatsinrichting van Nederland III

Politieke kleuren

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt:
- het verschil tussen Links en Rechts (in politieke zin) uitleggen;
- het verschil tussen progressief en conservatief uitleggen;
- het nut beschrijven van een stemwijzer;
- jezelf binnen het politieke spectrum plaatsen op basis van een stemwijzer.

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling:
Welke macht heeft de regering in Nederland?
A
De uitvoerende macht
B
De wetgevende macht
C
De rechterlijke macht
D
Al deze machten

Slide 3 - Quizvraag

Herhaling:
De koning zit in?
A
Het kabinet
B
Het kabinet en de regering
C
De regering
D
Regeert onafhankelijk van de regering

Slide 4 - Quizvraag

Regeerakkoord
Tijdens de formatie sluiten de coalitiepartijen een regeerakkoord. Hierin staat precies opgeschreven welke plannen kabinet tijdens zijn regeerperiode gaat uitvoeren. 

Slide 5 - Tekstslide

Voordeel regeerakkoord
Het voordeel van een regeerakkoord is dat het kabinet zeker weet dat ze voor alle plannen de steun krijgt van de meerderheid in de Tweede Kamer.

Slide 6 - Tekstslide

Dualisme is:

Slide 7 - Woordweb

Leg uit dat een regeerakkoord slecht is voor het dualisme.
(LET OP: in je antwoord moet je beide begrippen gebruiken!)

Slide 8 - Open vraag

Het politieke spectrum

Alle politieke partijen zitten op een politiek spectrum.

Ze zijn links of rechts en progressief of conservatief.

Een spectrum betekent dat het niet het één óf het ander is!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Links en rechts in de politiek zijn ontstaan in:
A
de Tweede Kamer
B
de economie
C
de politieke partijen
D
de Franse Revolutie

Slide 11 - Quizvraag

Links
Politiek links betekent sociaal.

D.w.z. dat linkse partijen voor een grote overheid zijn die ingrijpt wanneer nodig, bijvoorbeeld door sociale wetgeving.

Denk aan: AOB, WAO, kindertoeslag, bijstand, etc.

Slide 12 - Tekstslide

Rechts
Politiek rechts betekent liberaal.

D.w.z. dat rechtse partijen voor een kleine overheid zijn die zich zo min mogelijk met de (vrije!) marktwerking bemoeit.

Denk aan: lage belastingen, weinig regels voor bedrijven.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Progressief
Politiek progressief betekent vooruitstrevend.

D.w.z. dat progressieve partijen de samenleving willen verbeteren op een vernieuwende manier.

Denk aan: homohuwelijk, abortus, klimaatakkoord.

Slide 16 - Tekstslide

Conservatief
Politiek conservatief betekent behouden.

D.w.z. dat conservatieve partijen de samenleving willen verbeteren zonder snelle maatschappelijke veranderingen.

Denk aan: traditie, religie.

Slide 17 - Tekstslide

De opmerking: 'De overheid is geen oplossing, maar het probleem,' past bij:
A
Rechtse partijen
B
Linkse partijen
C
Conservatieve partijen
D
Progressieve partijen

Slide 18 - Quizvraag

Stelling: het is oneerlijk dat de plek waar je geboren wordt (gezin, buurt) bepaalt of je maatschappelijk succesvol wordt.
A
Niet mee eens, want in Nederland heeft iedereen gelijke kansen.
B
Eens, je kunt er namelijk niks aan doen in welk gezin en welke wijk je geboren wordt.
C
Niet mee eens, want sommige mensen hebben nu eenmaal pech.
D
Eens, want in armere buurten krijgen kinderen minder kansen.

Slide 19 - Quizvraag

Welke stelling is juist:
1) Hogere belastingen horen bij links
2) Weinig wetten horen bij rechts
A
1 is juist 2 is onjuist
B
1 is onjuist 2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Het CDA is:
A
Rechts
B
Midden-rechts
C
Midden-links
D
Links

Slide 24 - Quizvraag

De PvdA is:
A
Rechts
B
Midden-rechts
C
Midden-links
D
Links

Slide 25 - Quizvraag

De FvD is:
A
Progressief
B
Conservatief
C
Midden

Slide 26 - Quizvraag

GroenLinks is:
A
Progressief
B
Conservatief
C
Midden

Slide 27 - Quizvraag

De VVD is:
A
Rechts
B
Midden-rechts
C
Midden-links
D
Links

Slide 28 - Quizvraag

De PVV is:
A
Politiek rechts, economisch links
B
Politiek links, economisch rechts
C
Links
D
Rechts

Slide 29 - Quizvraag

De PVV is:
A
Progressief
B
Conservatief
C
Midden

Slide 30 - Quizvraag

Wat denk je dat DENK is?
Leg je antwoord uit!

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Wat denk je dat de PvdD is?
Leg je antwoord uit!

Slide 34 - Open vraag

Nu:
Invullen van een stemwijzer.

De opdracht lever je vóór de volgende les in.
We bespreken tijdens het enkele uur de resultaten van de test.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Lesdoelen
Je kunt:
- het verschil tussen Links en Rechts (in politieke zin) uitleggen;
- het verschil tussen progressief en conservatief uitleggen;
- het nut beschrijven van een stemwijzer;
- jezelf binnen het politieke spectrum plaatsen op basis van een stemwijzer.

Slide 37 - Tekstslide


Stel 1 vraag over iets dat je deze
les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 38 - Open vraag


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 39 - Open vraag