21-22 / Goederen par. 4.6 en 4.7

Goederenstroom
Klas 1hodb
Schooljaar 2021-2022
Opleiding Ondernemer Retail
Docent: mevrouw Jansen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goederenstroom
Klas 1hodb
Schooljaar 2021-2022
Opleiding Ondernemer Retail
Docent: mevrouw Jansen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Inhoud les
  • Uitleg par. 4.6 Bestelmethoden
  • Uitleg par. 4.7 Bestelpunt
  • Aan de slag

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Je leert welke bestelmethoden er zijn.
  • Je moet de verschillende bestelmethoden
      kennen: vast/variabel bestelmoment,
      vaste/variabele bestelgrootte.
  • Je leert wat bestelpunt is (begrip).
  • Je leert hoe je het bestelpunt moet
      berekenen.
  • Je leert  wat de invloedsfactoren op het
      bestelpunt zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Voor welke van onderstaande artikelen zou een vaste bestelhoeveelheid voor de hand liggen?
A
luxe artikelen
B
eerste levensbehoefte (bijv. melk)
C
Kerstaankopen
D
vakantie inkopen

Slide 7 - Quizvraag

BQ bestelmethode
Vaste bestelgrootte op variabele tijdstippen:
  • Als je niet vastzit aan een bepaalde maximumvoorraad (producten in magazijn of in een ander schap opslaan).
  • Gebruik je vaak in supermarkten.

Voordeel: 
  • Per artikelnummer te gebruiken
  • Eenvoudig, op elk moment kun je bestellen
  • Zo kun je je voorraadniveau laag houden

Slide 8 - Tekstslide

BS bestelmethode
Variabele bestelgrootte op variabele tijdstippen:
  • Gebruik je als je gebonden bent aan een maximale voorraad (bijv. ivm beschikbare schap- of
      magazijnruimte of investering van geld)

Bijvoorbeeld:
  • grotere producten zoals witgoed
  • duurdere producten zoals elektronica

Slide 9 - Tekstslide

sQ bestelmethode
Vaste bestelgrootte op vaste tijdstippen:
  • Wanneer verkoop redelijk regelmatig is
  • Artikelen die wat langer op voorraad liggen (lage omzetsnelheid, hoge omzetduur)
  • Je gaat bijv. elke maand langs de stellingen of er nog voldoende op voorraad ligt

  • Bijvoorbeeld: fietsbel, zadel, achterlicht (in fietsenwinkel)

Slide 10 - Tekstslide

sS bestelmethode
Variabele bestelgrootte op vaste tijdstippen:
  • Als je niet boven een bepaald maximum voorraadniveau wilt komen (ivm bijv. schapruimte in
     de winkel)
  • Gebruik je als de bestelhoeveelheid groot is (bijv. omdat het goedkoper is om veel te gelijk te
     bestellen)
  • Voorbeelden: sommige houdbare producten in de supermarkt, kantoorartikelen in een
      boekwinkel

Slide 11 - Tekstslide

par. 4.7 Bestelpunt
  • De meeste ondernemingen wachten niet met bestellen tot
     de voorraad 0 stuks is.
  • Waarom niet?

Slide 12 - Tekstslide

Bestelpunt 
  • Bestelpunt: je gaat bestellen als het aantal producten onder een aantal
     stuks komt (je hebt je minimumvoorraad bereikt).

  • Minimumvoorraad is de voorraad die nodig is om de levertijd tussen het
     bestelpunt en de afleveringen van de bestelling te overbruggen
    .

Slide 13 - Tekstslide

Veiligheidsvoorraad
  • Je houdt ook een veiligheidsvoorraad aan om nee-verkoop
      te voorkomen.
  • Veiligheidsvoorraad is een voorraad die afwijkingen in de
      vraag kan opvangen als die vraag groter is dan verwacht
    .

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Let op!
  • Voor afzet en levertijd altijd dezelfde tijdseenheid nemen.
  • Je kunt dus niet voor de afzet de tijd in dagen invullen en
      voor de levertijd de tijd in weken.

Slide 16 - Tekstslide

Oefenopgave
Je hebt de volgende gegevens:
  • De levertijd is 2 weken 
  • De afzet is 3 stuks per week 
  • De veiligheidsvoorraad is 4 stuks. 
Bereken het bestelpunt.

Slide 17 - Tekstslide

Uitwerking oefenopgave
  • Formule bestelpunt invullen
               (levertijd x afzet) + veiligheidsvoorraad =
                        ( 2 x 3 )             +               4                          =   6 + 4  =  10
  • Zodra de voorraad 10 stuks is moet er een nieuwe bestelling worden geplaatst. Dan kan de
     winkel de levertijd overbruggen en heeft de winkel een veiligheidsvoorraad voor een onverwachte extra vraag.


Slide 18 - Tekstslide

Oefenopgave
  • Een sportwinkel is 6 dagen per week open. 
  • Deze sportwinkel verkoopt voetbalschoenen. 
  • De levertijd van de voetbalschoenen is 1 week. 
  • De winkel verkoopt 3 paar voetbalschoenen per dag. 
  • De veiligheidsvoorraad is 8. 
  • Vraag: bereken het bestelpunt.

Slide 19 - Tekstslide

Uitwerking 1
Levertijd en afzet in dagen uitrekenen
  • Levertijd is 6 dagen (winkel is 6 dagen per week open dus 1 week is hier 6 dagen)
  • Afzet is 3 stuks per dag
  • Veiligheidsvoorraad is 8 stuks
  • Je kunt nu de formule invullen: bestelpunt = (levertijd x afzet) + veiligheidsvoorraad =
       ( 6 x 3 ) + 8 = 26


Slide 20 - Tekstslide

Uitwerking 2
Levertijd en afzet in weken uitrekenen
  • Levertijd is 1 week
  • Afzet is 3 stuks per dag dus 6 x 3 = 18 stuks per week (winkel is 6 dagen per week open)
  • Veiligheidsvoorraad is 8 stuks
  • Je kunt nu de formule invullen: bestelpunt = (levertijd x afzet) + veiligheidsvoorraad =
       ( 1 x 18 ) + 8 = 26

Slide 21 - Tekstslide

Signaalvoorraad
  • Wanneer je op vaste momenten bestelt, moet je rekening houden met het bestelinterval.
  • Bestelinterval is de tijd tussen twee momenten waarop je kunt bestellen.
  • Voorbeeld: als je één keer per twee weken een bestelling kunt plaatsen,  dan is het   bestelinterval twee weken. Je kan bijvoorbeeld elke 2e en 4e dinsdag van de maand
     bestellen.
  • Bestelpunt bij vaste bestelmomenten (sQ of sS methode) noem je signaalvoorraad.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Als je bestelpunt 44 is. Wat betekent dit?

Slide 25 - Open vraag

Samenvatting van deze les
  • Jullie hebben geleerd welke bestelmethoden er zijn.
  • Jullie hebben geleerd wat bestelpunt is en hoe je het bestelpunt moet
      berekenen.
  • Jullie hebben geleerd wat bestelinterval is en hoe je de signaalvoorraad
     moet uitrekenen.

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag
Maken opdrachten uit boek:
  • par. 4.7 opdracht 40 en 41 op pag. 195 en 196
  • par. 4.8 opdracht 42 t/m 48 op pag. 199 t/m 204

Slide 27 - Tekstslide