Samenstellingen

Wat gaan we doen vandaag?

     Lesdoel 
     Instructie samenstellingen
     Terugkoppelen lesdoel
     Zelfstandig werken
     Einde les 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?

     Lesdoel 
     Instructie samenstellingen
     Terugkoppelen lesdoel
     Zelfstandig werken
     Einde les 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je wat een samenstelling is en weet je hoe je deze schrijft.

Waarom? Er zijn twee hoofdregels en zeven uitzonderingen, het is handig om de regel te kennen bij het maken van opdrachten.

Slide 2 - Tekstslide

Leg uit wat een samenstelling is en noem een voorbeeld.

Slide 3 - Open vraag

Wat valt je op aan de spelling van de samenstellingen die je bij de vorige vraag hebt gezien?

Slide 4 - Open vraag

Hoofdregel: met of zonder -s?
Hoofdregel
In samenstellingen wordt een -s geschreven, wanneer deze ook wordt uitgesproken.

stationsplein
moederskindje
scheepswrak

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdregel: met -en? 
Hoofdregel
De tussen -en wordt geschreven wanneer het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en.

Het is dus: kippenei, want het meervoud van kip is kippen.

Slide 6 - Tekstslide

Zeven uitzonderingen
Sommige woorden houden een -e als tussenletter. We kennen zeven uitzonderingen waarbij dit het geval is.

Slide 7 - Tekstslide

1. Meervoud op -s
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op –s.

horloge – horloges
horlogemaker

Slide 8 - Tekstslide

2. Meervoud op –s en -en
Het eerste deel heeft twee meervouden,
op –s en op –en 

groente – groenten + groentes
groentesoep

Slide 9 - Tekstslide

3. Unieke persoon of zaak
Woorden die verwijzen naar iets of iemand waar er maar 1 van is:

zonnestraal
maneschijn
Koninginnedag



Slide 10 - Tekstslide

4. Versterking 
In bijvoeglijke naamwoorden waarvan het eerste deel alleen maar wordt gebruikt als versterking van het bijvoeglijke tweede deel: 
Hoe trots? apetrots
boordevol
reuzeleuk
beregoed

Slide 11 - Tekstslide

5. Geen meervoud
Het eerste deel van het woord is een zelfstandig naamwoord zonder meervoud:

rijstepap
roggebrood

Slide 12 - Tekstslide

6. Bijvoeglijk naamwoord
Het eerste deel van het woord is een bijvoeglijk naamwoord:

hogeschool
blindedarm

Slide 13 - Tekstslide

7. Werkwoord
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord,
maar een werkwoord. 

brekebeen
spinnewiel

Slide 14 - Tekstslide

Je schrijft geen tussen-n als het eerste deel van de samenstelling geen zelfstandig naamwoord is.
Je schrijft geen tussen-n als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft.
Je schrijft geen tussen-n als het eerste deel van de samenstelling de betekenis van het tweede deel versterkt.
Je schrijft geen tussen-n als het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling.
beresterk
platteland
rijstepap
tarwebrood
stekeblind
karnemelk
bruidegom
melkglas

Slide 15 - Sleepvraag

Wat ga je doen?
Maak opdr. 11 en 12 
Zelfstandig
Stilte 
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Via de online methode bijspijkeren 
               Stencil maken
               Oefenen via:                    https://www.cambiumned.nl/spelling/meervoudsuitgangen/ 

Slide 16 - Tekstslide