H5 grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 5

Grammatica

Leerdoelen

• Persoonlijke voornaamwoorden (psv) herkennen en benoemen 
• Bezittelijke voornaamwoorden (bzv) herkennen en benoemen
• Aanwijzende voornaamwoorden (awv) herkennen en benoemen
• Bijwoorden (bw) herkennen en benoemen

Ken je al één van de nieuwe woordsoorten? Zo ja, welke?

Hen / hun / het

• Hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel

Ik heb hen geroepen, ik geef het geld aan hen

• Hun gebruik je als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel

Ik heb hun het geld gegeven. 

• Het is alleen psv als het vervangbaar is door dat en alleen een zinsdeel vormt. 

Ik heb het wel gezien!

Bezittelijk voornaamwoord (bzv)

• Geeft bezit aan: iets is van iemand 
• Staat vóór een zelfstandig naamwoord 

Bezittelijk voornaamwoord (bzv)

• Kan ook zelfstandig gebruikt worden 

Let op!

Zij was haar afspraak vergeten 

             

Wij hebben haar ontmoet 

            

Let op!

De tas is van haar 

            

Oefenen met psv en bzv

Vlak voor het onderbouwfeest showden ze hun outfit aan hun 

klasgenoten.

Na de toets vertelde ik hun al mijn antwoorden. 

Aan de slag! 

Maak opdracht 4, 5, 6 (v.a. blz. 57)

Klaar? Lees de leerteksten 'aanwijzend voornaamwoord'  en 'bijwoord (blz. 53 - 55)

Maak opdracht 7, 8, 10, 14, 15

Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je?

Welke bezittelijke voornaamwoorden ken je?

Aan de slag! 

Maak opdracht 4, 5, 6 + onderdeel 2 van opdracht 7 en opdracht 14 (v.a. blz. 57)

Klaar? Lees de leertekst  'bijwoord (blz. 54 - 55)

Maak opdracht 7, 8, 10, 15

Oefenen met awv en bw

a Je merkt opeens dat die broer van je in veel situaties heel 

nauwkeurig werkt.

b Dergelijke gelijkenissen werden vroeger ook al opgemerkt.

Benoem alle woordsoorten

c Ze   klaagden   altijd   over   tegenwind.

d Een   enkeling   werd   buitensporig   boos.

Aan de slag! 

Maak opdracht 8, 10, 15

Benoem alle woordsoorten

a Een  deel  van  de  klas  kwam  uit  het  nabijgelegen  dorp  

naar  de  stad.

b Deze  leerlingen  gingen  op  de  fiets  naar  hun  school.