H13.4 Nieren havo5

13.4 Nieren
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

13.4 Nieren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Functies van de nieren:

  • Uitscheiding van zouten en afvalstoffen (ureum)

  • Regulatie van de osmotische waarde van het bloed

  • Regulatie van de waterhuishouding van het interne milieu (uitscheiding van water of juist resorptie van water)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Via welke drie organen raakt het lichaam water kwijt?
A
Hart, longen, lever
B
Longen, huid, nieren
C
Nieren, hart, longen
D
Lever, nieren, longen.

Slide 5 - Quizvraag

De schors bevat 1 miljoen niereenheden (nefronen), die het bloed filteren.


In het merg zitten de verzamelbuisjes, waarmee de urine naar het nierbekken wordt vervoerd.


Urine wordt verzameld in het nierbekken en gaat via de urineleider naar de urineblaas.

Slide 6 - Tekstslide

Welk cijfer geeft
de urineleider aan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

BINAS 85A
Alle nefronen samen filteren per dag 1700L bloed 
( 300x 5-6L bloed)

Slide 8 - Tekstslide

Functies niereenheid (nefron):

  • maken van voorurine (= ultrafiltratie)

  • selectief voedingsstoffen en zouten teruggeven aan het bloed via actief transport

  • reabsorptie (terugresorptie) van water                       (het teruggeven van water aan het bloed)

Slide 9 - Tekstslide

Vorming voorurine

Ultrafiltratie = bloeddruk perst 20% van bloedplasma van glomerulus, het kapsel van Bowman in.

Bloedplasma in kapsel van Bowman = voorurine

Grote eiwitmoleculen en bloedcellen kunnen niet door het "vergiet" van glomerulus en blijven dus achter.
Voorurine bevat: water, zouten, glucose, ureum, aminozuren en (kleine) hormonen.
BINAS 85B
180L
voorurine !!

Slide 10 - Tekstslide

Als je een hoge bloeddruk hebt, krijg je dan meer of minder voorurine?
A
Meer
B
Minder

Slide 11 - Quizvraag

Het afvoerend slagadertje van de
glomerulus heeft een kleinere
diameter.
Waarom is dit functioneel?
A
Dit verhoogt de bloeddruk in de glomerulus en daardoor een grotere ultrafiltratie
B
Dit verlaagt de bloeddruk in de glomerulus en daardoor een grotere ultrafiltratie
C
Dit verhoogt de bloeddruk in de glomerulus en daardoor een kleinere ultrafiltratie
D
Dit verlaagt de bloeddruk in de glomerulus en daardoor een kleinere ultrafiltratie

Slide 12 - Quizvraag

Welke van de vloeistoffen
(P, Q, R en S)
kunnen voorurine van de
mens zijn?
P
Q
R
S
witte bloedcellen
+
-
-
-
glucose
+
+
-
-
hormonen
+
+
+
-
ureum
+
+
+
+
A
P-Q-R-S
B
Q-R-S
C
R-S
D
alleen S

Slide 13 - Quizvraag

Functies niereenheid (nefron):

  • maken van voorurine (= ultrafiltratie)

  • selectief voedingsstoffen en zouten teruggeven aan het bloed via actief transport

  • reabsorptie (terugresorptie) van water                       (het teruggeven van water aan het bloed)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

100% terugresorptie
glucose
1e gekronkelde deel nierbuisje
lis van Henle
2e gekronkelde deel nierbuisje
verzamelbuisje
180L
1,5L

Slide 16 - Tekstslide

BINAS 85C

Slide 17 - Tekstslide

Kapsel van Bowman
Eerste gekronkelde nierbuisje
Lis van Henle
Verzamel- buis
Ultrafiltratie
Water resorptie
Water resorptie
Resorptie van glucose

Slide 18 - Sleepvraag

Bij een nier zijn schors, merg en nierbekken te onderscheiden.
In welk deel of in welke delen worden actief stoffen
uit de voorurine gehaald? BINAS 85C
A
alleen in de schors
B
alleen in het merg
C
in de schors en het merg
D
in de schors, het merg en het nierbekken

Slide 19 - Quizvraag

BINAS 85C

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat meten de osmoreceptoren
in de hypothalamus?
A
De zoutconcentratie
B
De glucoseconcentratie
C
De concentratie van alle opgeloste stoffen samen
D
De eiwitconcentratie

Slide 22 - Quizvraag

Als je erg zoute drop gegeten hebt, is er dan meer of minder ADH afgifte door de hypofyse?
A
Meer ADH afgifte, want dat stimuleert de uitscheiding van water
B
Meer ADH afgifte, want dat remt de uitscheiding van water
C
Minder ADH afgifte, want dat stimuleert de uitscheiding van water
D
Minder ADH afgifte, want dat remt de uitscheiding van water

Slide 23 - Quizvraag

HUISWERK
leren 13.4
en maak opdracht 1 t/m 3 en 5 t/m 9

Slide 24 - Tekstslide