Toets biologie periode 1.2

Toets biologie periode 1.2

Je kunt terug of vooruit bladeren
Je kunt je antwoorden nog aanpassen tot je de toets inlevert. 
In totaal zijn er 79 punten te behalen. Veel succes!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Toets biologie periode 1.2

Je kunt terug of vooruit bladeren
Je kunt je antwoorden nog aanpassen tot je de toets inlevert. 
In totaal zijn er 79 punten te behalen. Veel succes!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De cel

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een voorbeeld van prokaryotische of een eukaryotische cel? Leg uit waarom.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een dierlijke, plantaardige of bacteriële cel?
Leg uit waarom (noem 2 redenen)

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Celkern
ER
Golgi
Mitochondrium
Vacuole
Celwand

Slide 5 - Sleepvraag

Per 2 goede antwoorden 1 punt
Combineer het organel met de juiste functie
Energie leveren
DNA opslag
Stevigheid
Regelt wat de cel in en uit kan
Celwand
Celmembraan
Kern
Mitochondrium

Slide 6 - Sleepvraag

1 per 2 goede antwoorden
Biomoleculen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Condensatie
Hydrolyse
Glucose
Zetmeel

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zie je de structuurformule van maltose.
Dit is een:
A
Monosacharide
B
Disacharide
C
Dipeptide
D
Nucleotide

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is onderstaande stelling juist of onjuist?
Indien je kiest voor ‘onjuist’, geef ook aan waarom.

Stelling: 'Glucose, fructose en maltose zijn isomeren van elkaar.'

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een glycosidische binding en een peptidebinding?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke groep biomoleculen behoort dit monomeer?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Lipiden
D
Nucleïnezuren

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een tripeptide en een polypeptide?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is onderstaande stelling juist of onjuist?
Indien je kiest voor ‘onjuist’, geef ook aan waarom.

Stelling: 'Beide uiteinden van een eiwit bevatten aminogroepen.'

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk niveau eiwitstructuur zie je hiernaast?
A
Primaire structuur
B
Secundaire structuur
C
Tertiaire structuur
D
Quarternaire structuur

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA en RNA

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de onderdelen 1, 2 en 3 van het nucleotide

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de volledige namen van de vier 'letters' A,T,C en G van een DNA-molecuul?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke letters (A,T, C en G) vormen met elkaar een complementair paar? (welke letters horen bij elkaar?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee verschillen tussen DNA en RNA

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen werken als katalysator.
Noem twee functies van een katalysator in een cel.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Koeien kunnen met behulp van enzymen cellulose omzetten in glucose.
Hoe heet dit enzym?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de 3 onderdelen naar de juiste plek
Substraat
Enzym
Actieve plaats

Slide 24 - Sleepvraag

1 punt per goed onderdeel
Wat wordt bedoeld met het sleutel-slotmodel? Verwerk in je antwoord ook de woorden co-enzym en actieve plaats.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is onderstaande stelling juist of onjuist?
Indien je kiest voor ‘onjuist’, geef ook aan waarom.

Stelling: 'Extracellulaire enzymen in mesofielen hebben een optimumtemperatuur van 37°C .'

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zie je een grafiek waarin de invloed van de temperatuur is uitgezet tegen de activiteit van enzymen.
Wat zijn de juiste termen van 1, 2 en 3?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In een reageerbuis zijn enzymen en een substraat aanwezig. Zal verhogen van de hoeveelheid substraat altijd leiden tot een grotere reactiesnelheid? Leg je antwoord uit.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is onderstaande stelling juist of onjuist?
Indien je kiest voor ‘onjuist’, geef ook aan waarom.

Stelling: 'Biologische wasmiddelen bevatten proteasen. Deze verwijderen olijfolievlekken. '

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Practicum vragen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De TOA heeft 3 potjes met koolhydraten, maar is vergeten om de juiste namen op het potje te zetten. In de potjes zitten zetmeel, lactose en glucose. Zij vraagt aan jou om uit te zoeken welk koolhydraat waar inzit. Je hebt twee indicatoren nodig om de vraag van de TOA op te lossen.

a. Noem de twee indicatoren en geef aan welk koolhydraat aangetoond kan worden.
b. Wat is het verschil tussen zetmeel, glucose en lactose?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je voegt DCPIP toe aan een oplossing waardoor de oplossing ontkleurt.

Welk biomolecuul heb je aangetoond?
A
Vet
B
Vitamine C
C
Glucose
D
Eiwit

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Glucose ===>  Roze oplossing
Glucose-oxidase  peroxidase
Kijk naar de reactievergelijking van de glucosebepaling en sleep de woorden naar de juiste plek.
Substraat
Enzym
Product

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een standaardoplossing van 10,0 mmol/l glucose gekregen, en je wilt dit verdunnen tot 4,0 mmol/l. Hiervan heb je 10 ml nodig.

Hoeveel ml standaardoplossing pipetteer je in de maatkolf van 10 ml?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Van verdunning C3 heb je twee extincties gemeten
Meting 1: 0,354
Meting 2: 0,341

Bereken het duploverschil van C3. Laat de berekening zien.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de glucoseconcentratie in mmol/l met de volgende gegevens:
Extinctie monster= 0,245
Formule ijklijn: y=0,026x+0,002
Laat de berekening zien.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Anne heeft een duploverschil van 6% bij het monster. Dit is niet betrouwbaar.

Noem een mogelijk oorzaak van dit verschil.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn referentiewaarden?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Berto en Theo voeren de glucosebepaling uit, maar de oplossing wordt niet roze.
Wat kan er zijn misgegaan?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de katalase-proef ging op een gegeven moment een ballon omhoog staan. Let uit waarom dit gebeurt.

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Emma voert de katalase proef uit met de ballon. Bij 70 graden Celsius gaat de ballon niet meer rechtop staan.
Leg uit wat er is gebeurd met het enzym.

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Recept voor 1 liter melkagar: 30 gram skim milk powder in 300 ml demiwater en 23 gram nutriëntagar in 700 ml demiwater. Bereken de juiste hoeveelheden als je 400 ml wilt maken. Laat je berekening zien.
Je weegt ...... (a) gram skim milk powder af in ....... (b) ml demiwater.
Je weegt ....... (c) gram nutriëntagar af in ........ (d) ml demiwater.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk type biomolecuul is gehydrolyseerd op deze plaat?
A
vetten
B
eiwitten
C
koolhydraten
D
DNA

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je op een melkagarplaat zien dat caseïne is afgebroken?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies