Herhaling H8 deel 1

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Geluid wordt gemaakt door...
A
trillingen in de lucht
B
mensen
C
snaren van een gitaar
D
een geluidsbron

Slide 9 - Quizvraag

Geluid kan zich niet
verplaatsen in...
A
vaste stoffen
B
gassen
C
een vacuüm
D
vloeistoffen

Slide 10 - Quizvraag

De snelheid van geluid door
lucht is ongeveer:

A
340 kilometer per uur
B
340 meter per seconde
C
3400 kilometer per uur
D
3400 meter per seconde

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met de toonhoogte?
A
Hoe hard het geluid is
B
Hoe het geluid klinkt

Slide 15 - Quizvraag


Een dikkere snaar geeft een ... toon
A
hogere
B
lagere

Slide 16 - Quizvraag

Een pianostemmer draait een snaar strakker. Hoe verandert de toon?
A
De toon klinkt lager
B
De toon klinkt hoger
C
De toon wordt harder
D
De toon wordt zachter

Slide 17 - Quizvraag


Wat is frequentie?
A
aantal seconden per trilling
B
aantal trillingen per seconde
C
iets met geluid
D
1 trilling per seconde

Slide 18 - Quizvraag

Als de frequentie groter wordt,
klinkt de toon ...
A
lager
B
hoger
C
er gebeurt niks met de toonhoogte
D
vals

Slide 19 - Quizvraag


De eenheid van frequentie is?
A
hertz
B
seconde
C
decibel
D
meter per seconde

Slide 20 - Quizvraag

Een stemvork wordt aangeslagen.
Wat gebeurt er daarna met de geluidssterkte en de toonhoogte?
A
geluidssterkte neemt af, toon klinkt lager
B
geluidssterkte neemt af, toon blijft gelijk
C
geluidssterkte blijft gelijk, toon klinkt lager
D
geluidssterkte blijft gelijk, toon blijft gelijk

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Het geluid
hiernaast wordt
een hogere toon.
Wat verandert er?
A
Minder golfjes (trillingen)
B
Meer golfjes (trillingen)
C
Uitwijking wordt kleiner
D
Uitwijking wordt groter

Slide 25 - Quizvraag

Welke golf heeft de kleinste frequentie?
A
A
B
B
C
C

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de frequentie?
A
0,01 Hz
B
1 Hz
C
10 Hz
D
100 Hz

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de frequentie?
A
0,01 Hz
B
2 Hz
C
200 Hz
D
2 kHz

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het frequentiebereik van het menselijk gehoor?
A
10 Hz - 10.000 Hz
B
0 Hz - 100.000 Hz
C
2 Hz - 2.000 Hz
D
20 Hz - 20.000 Hz

Slide 29 - Quizvraag

Welke frequenties hoor je niet meer als je oud(er) wordt?
A
lage frequenties
B
hoge frequenties

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide