Nederlands Leesvaardigheid: even opfrissen!

Nederlands Leesvaardigheid
Even opfrissen!
Wat is ook al weer:
  • het onderwerp; waar gaat de tekst over?
  • de hoofdgedachte: wat wil de schrijver over het onderwerp vertellen? (te vinden door het lezen van titel, inleiding en slot)
  • het tekstdoel: (zie volgende slide) Let op! de tekstsoort is afhankelijk van de hoofdgedachte!
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands Leesvaardigheid
Even opfrissen!
Wat is ook al weer:
  • het onderwerp; waar gaat de tekst over?
  • de hoofdgedachte: wat wil de schrijver over het onderwerp vertellen? (te vinden door het lezen van titel, inleiding en slot)
  • het tekstdoel: (zie volgende slide) Let op! de tekstsoort is afhankelijk van de hoofdgedachte!

Slide 1 - Tekstslide

Overzicht  tekstdoelen:
informeren                     -          uiteenzetten
beschouwing                -          opiniëren/aan het denken zetten
overtuigen                      -          overtuigen
activerende tekst        -          de lezer activeren (het gaat er niet                                                               om of de schrijver activistisch is,                                                                   maar of hij de lezer tot actie aanzet!)
amuseren                        -          de lezer vermaken

Slide 2 - Tekstslide

Leesvaardigheid: de tekstopbouw en de tekststructuur



  • wat staat er in de samenvatting?
  • bekijk het filmpje
  • maak de opdrachten.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Let op!
Een inleiding kan uit 1,2 of 3 (en heel soms 4) alinea's bestaan. In het volgende filmpje wordt gezegd dat het er maar 1 of 2 zijn, dat klopt dus niet. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat doet een inleiding?

1. de belangstelling wekken van de lezer door bijvoorbeeld in te gaan op een actuele gebeurtenis, het vertellen van een anekdote of het belang van de lezer bij de zaak benadrukken.
2. onderwerp, vraagstelling (in een beschouwing) of de mening die een schrijver over het onderwerp heeft (= standpunt in een betoog) introduceren.
3. de opbouw (welke deelonderwerpen er behandeld worden) aankondigen.
Een inleiding eindigt vaak met een vraag of aankonding van een te onderzoeken/te bespreken onderwerp.

Slide 8 - Tekstslide

Wat doet het middenstuk?

De hoofdgedachte uitwerken
per alinea of groepje alinea’s een deelonderwerp uitwerken,

Tip:
De eerste zinnen van een alinea introduceren vaak een deelonderwerp.

Slide 9 - Tekstslide

Welke functie heeft het slot?

  • samenvatting
  • conclusie
  • oproep
  • afweging
  • aanbeveling
In het slot hoort dus geen nieuwe informatie te staan, het is de afronding.

Slide 10 - Tekstslide

Opdrachten
Hierna volgen verschillende opdrachten waarbij je de geleerde theorie moet toepassen. Lees steeds goed de vraag en de tekstfragmenten en neem de tijd om het juiste antwoord te geven. Succes!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De door jou gelezen tekst is niet compleet. Het zijn de eerste vier alinea's ervan.
1. Bepaal tot en met welke alinea de inleiding loopt
2. Geef aan waarom jij denkt dat dat zo is

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

De door jou gelezen tekst is niet compleet. Het zijn de eerste drie alinea's ervan.
1. Bepaal tot en met welke alinea de inleiding loopt
2. Geef aan waarom jij denkt dat dat zo is

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

De door jou gelezen tekst is niet compleet. Het zijn de eerste vijf alinea's ervan.
1. Bepaal tot en met welke alinea de inleiding loopt
2. Geef aan waarom jij denkt dat dat zo is

Slide 17 - Open vraag

Dit is het slot van de tekst: " 's Ochtends koeien melken, 's middags op het ijs."
Dit is het slot van de tekst: "Pak de tabakslobby keihard aan."
Tekst 1

Tekst 2

Slide 18 - Tekstslide

Het slot van tekst 1 (koeien/schaatsen)
is een:
A
herhaling van het standpunt
B
samenvatting
C
aanbeveling/advies
D
toekomstverwachting

Slide 19 - Quizvraag

Het slot van tekst 2 (tabakslobby)
is een:
A
herhaling van het standpunt
B
samenvatting
C
aanbeveling/advies
D
toekomstverwachting

Slide 20 - Quizvraag

Welke tekststructuur past niet bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verschijnsel-verklaringsstructuur
D
verschijnsel-besprekingsstructuur

Slide 21 - Quizvraag

Welke tekststructuur past niet bij de beschouwing?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verschijnsel-verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur

Slide 22 - Quizvraag

Welke tekststructuur past niet bij de uiteenzetting?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
voor- en nadelenstructuur
C
vraag-antwoordstructuur
D
verschijnsel-verklaringsstructuur

Slide 23 - Quizvraag

Een tekst is gebaseerd op de argumentatiestructuur. Wat staat er in de inleiding?

Slide 24 - Open vraag

Een tekst is gebaseerd op de vraag/antwoordstructuur. Wat staat er in het middenstuk?

Slide 25 - Open vraag

Een tekst is gebaseerd op de probleem/oplossingstructuur. Wat staat er in het slot?

Slide 26 - Open vraag

Sleepvraag: 
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
argumentatie-
structuur
aspecten-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
samenvatting van de verschillende onderdelen
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of 
stelling

Slide 27 - Sleepvraag

Wat heb je geleerd - 1
  • De inleiding loopt tot en met het moment dat je weet wat
       het onderwerp / de hoofdvraag / het standpunt is
  • Het middenstuk start met het geven van
       uitleg / antwoorden / oplossingen / argumenten
  • Het slot rondt het geheel af met een 
       samenvatting / conclusie / aanbeveling / toekomstvisie / herhaling van het standpunt

Slide 28 - Tekstslide

Wat heb je geleerd - 2
Er zijn verschillende tekststructuren, die afhankelijk van de hoofdgedachte, worden gebruikt. Elk met een andere inhoud van inleiding - middenstuk - slot.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

even oefenen ...
welk argumentatieschema herken je in de volgende drie redeneringen?
(na elke quizvraag volgt een toelichting)

Slide 37 - Tekstslide

Als je last hebt van FOMO en vaak het gevoel hebt dat je niet zonder je mobiel kunt, ligt verslaving op de loer. Dit zegt Tischa Neve, pedagoog, gespecialiseerd in tienergedrag.
A
op basis van voorbeelden
B
op basis van autoriteit
C
op basis van kenmerken
D
op basis van voor- en nadelen

Slide 38 - Quizvraag

twee antwoorden goed
FOMO (Fear of missing out) en het gevoel niet zonder te kunnen: kenmerken van smartphoneverslaving.
Tischa Neve, pedagoog (opvoedingsdeskundige) en gespecialiseerd in tienergedrag: een autoriteit.

Slide 39 - Tekstslide

Het vuurwerkverbod is fijn, omdat de hulpverleners ontlast worden tijdens de jaarwisseling. Toch missen veel mensen nu het plezier van vuurwerk afsteken. Ook missen vuurwerkverkopers inkomsten.
A
op basis van kenmerken
B
op basis van voor- en nadelen
C
op basis van autoriteit
D
op basis van vergelijking

Slide 40 - Quizvraag

voor- en nadelen afwegen
Voordeel: de hulpverleners worden ontlast (zorg, brandweer en politie)
Nadelen: geen plezier van vuurwerk afsteken en geen inkomsten voor vuurwerkverkopers

Slide 41 - Tekstslide

Amsterdam trekt jaarlijks veel toeristen vanwege zijn beroemde musea. Rijks Museum, Anne Frankhuis en Van Goghmuseum zijn goed voor bijna 6 miljoen bezoekers per jaar.
A
op basis van autoriteit
B
op basis van getallen
C
op basis van kenmerken
D
op basis van voorbeelden

Slide 42 - Quizvraag

voorbeelden
Er stonden drie voorbeelden in de redenering die voor veel bezoekers (waaronder veel toeristen) zorgen.
Dit was op basis van een getal: dat klopt! Getal bij voorbeeld 1 (2,2 miljoen), getal bij voorbeeld 2 (1,3 miljoen) en getal bij voorbeeld 3 (2,1 miljoen).

Slide 43 - Tekstslide

Wat heb je geleerd - 3
Er zijn 6 erschillende argumentatieschema's.
Het herkennen van het schema (tijdens het lezen van de tekst) zorgt dat je de tekst beter begrijpt. Je kunt het dan ook eenvoudiger in een vakjes-schema invullen!

Slide 44 - Tekstslide

We gaan nu verder met de functiewoorden en verbindings- of signaalwoorden

Slide 45 - Tekstslide

Functiewoorden

Een functiewoord zegt iets over de functie van een tekstgedeelte (dus 1 of meer alinea's)


Functie woorden staan meestel niet in de tekst zelf



Signaalwoorden

Een signaalwoord zegt iets over het verband tussen tekstgedeelten (daarom noemen we het ook wel een verbindingswoord)

Signaalwoorden staan altijd in de tekst zelf

Slide 46 - Tekstslide

Herhaal nu de LessonUples over functiewoorden (zie je account, staat bij week 8).

Zorg verder dat je de betekenis van de signaalwoorden goed kent! Hierna vind je nog een handig filmpje.

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

Veel succes met de toets!

Slide 49 - Tekstslide