In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
de laarzen zijn bruin
de bruine laarzen
de ketting is duur
de dure ketting
Slide 3 - Tekstslide
de oorbellen zijn klein
de kleine oorbellen
de pyama is gestreept
de gestreepte pyama
de grote jas
Slide 4 - Tekstslide
de sandaal
Ik draag bruine sandalen
de bikini
Zij heeft een bikini aan
Slide 5 - Tekstslide
De veter is los
De laars
Zij draagt laarzen in de regen
Slide 6 - Tekstslide
de zwembroek
het zwempak
Slide 7 - Tekstslide
de handschoen
de want
Slide 8 - Tekstslide
Zij trekt de slippers aan.
de sjaal
Zij doet de sjaal om.
Slide 9 - Tekstslide
Past het?
Nee, de mouwen zijn te lang
Nee, de pijpen zijn te kort
Slide 10 - Tekstslide
het overhemd
de blouse
de bloes
Slide 11 - Tekstslide
Wat heb je aan?
Ik heb een grijs vestaan.
Ik heb roze handschoenen aan.
Ik heb een blauwe pet op.
Ik heb een groene hoed op.
Slide 12 - Tekstslide
zang
rang
vang
behang
reus
neus
deur
geur
klank
drank
denk
mank
zout
hout
goud
mouw
Slide 13 - Tekstslide
mijn tas van mij
jouw huis van jou
zijn huis van hem
haar kamer van haar ons huis van ons
jullie auto van jullie
hun klas van hen
ik
jij
hij
zij
wij
jullie
zij
Slide 14 - Tekstslide
aantrekken /uittrekken
Ik trekmijn jas uit
hij trektzijn vest aan.
ik trekmijn sokken aan
zij trekthaar handschoenen uit.
Slide 15 - Tekstslide
Wat draag je?
Ik draag een gestreept T-shirt
Ik draag een gouden ketting
Ik draag een wijde rok
ik draag een bruine riem
ik draag een witte blouse
Slide 16 - Tekstslide
wat vind je leuk?
gge
gestreept
geruit
effen
gebloemd
Slide 17 - Tekstslide
Wat moet ik aan?
het past goed het jeukt
het past niet goed het is stom
het is te klein
het zit niet lekker/fijn
het zit te strak
het is te groot
het is niet leuk
Slide 18 - Tekstslide
Wat dragen ze?
Wat hebben ze aan?
Slide 19 - Tekstslide
A
De trui is gestreept
B
Het vest is gestreept
C
De trui is geruit
D
Het vest is geruit
Slide 20 - Quizvraag
A
De man trekt zijn jas uit.
B
De man trekt zijn jas aan.
C
De man doet zijn jas.
D
De man pakt zijn jas uit.
Slide 21 - Quizvraag
A
Het meisje draagt een bikini.
B
Het meisje draagt
een zwembroek
C
Het meisje trekt een zwempak.
D
Het meisje draagt een badpak.
Slide 22 - Quizvraag
A
De veter is vast
B
Mijn veter is los.
C
De schoen is los
D
Mijn schoen is vast.
Slide 23 - Quizvraag
A
Zij draag een spijkerbroek
B
Zij dragt een witte trui
C
Zij dragen een sjaal.
D
Zij draagen een spijkerbroek
Slide 24 - Quizvraag
Deze schoenen zijn niet oud, maar . . . Dit badpak is niet droog, maar . . . . . . . Deze broek is niet schoon, maar . . . . . Deze muts is niet te groot, maar te . . . Deze veter is niet vast, maar . . . . . . . . . Deze jas is niet dik, maar . . . . . . . . . . . . . Deze tas is niet vol, maar . . . . . . . . . . . . Deze zwembroek is niet nat, maar . . . Deze rits is niet open, maar . . . . . . . . .