Nectar Hfst 9.4-2 GL

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anti - B
Anti - A
Anti A en Anti B
Geen antistoffen
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O

Slide 3 - Sleepvraag

Je kan niet van iedere donor bloed krijgen. Dit komt doordat er verschillende bloedgroepen zijn. Welke eigenschappen horen bij welke bloedgroep?
Sleep de gegeven voorbeelden naar de juiste vorm van immunisatie
Actieve immuniteit
Passieve immuniteit
Zelf antistoffen maken
Antistoffen ingespoten krijgen
Vaccin
Serum
Tijdelijk immuun
Blijvend immuun
Ziekten voorkomen

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Tim heeft A-, tijdens een bloedtransfusie krijgt hij per ongeluk A+. Is dit schadelijk voor Tim?
Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De ontvanger van het bloed mag géén antistoffen hebben tegen het antigeen op de rode bloedcellen van de donor.

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wanneer kan een (ongeboren) baby de resusziekte krijgen?
A
moeder is R+ baby is R+
B
moeder is R- baby is R-
C
moeder is R+ baby is R-
D
moeder is R- baby is R+

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noor is voor de tweede keer zwanger van dezelfde man met bloedgroep 0, die rhesus positief is.
Hun tweede kind, met bloedgroep A heeft de verschijnselen van een rhesus kind.
Welke van de antistoffen Anti-A, Anti-B en anti-rhesus bevat het bloed van het kind?
A
Anti rhesus
B
Anti rhesus en Anti B
C
Anti A
D
Anti B

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een jonge moeder met bloedgroep A- heeft een kind gekregen waarvan de bloedgroep O- blijkt te zijn. Het kind is helemaal gezond. Twee jaar later krijgt deze moeder haar tweede kind. Hiervan is de bloedgroep O+. Heeft dit tweede kind kans op resusziekte
A
Ja, want de moeder is Rh-
B
Ja, want de moeder heeft bloedgroep A en het tweede kind bloedgroep O.
C
Nee, want het eerste kind heeft geen resusantigenen.
D
Nee, want het eerste kind was gezond.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Elk jaar worden in Nederland organen getransplanteerd.

Wanneer heeft zo’n operatie de meeste kans op succes?
A
Als de antigenen van de donor overeenkomen met de antigenen van de ontvanger.
B
Als de antigenen van de donor overeenkomen met de antistoffen van de ontvanger.
C
Als de antistoffen van de donor overeenkomen met de antigenen van de ontvanger.
D
Als de antistoffen van de donor overeenkomen met de antistoffen van de ontvanger.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies