Hoofdletters en leestekens

Lesplanning

Nakijken
Lesdoel
Instructie
Zelfstandig werken
Einde van de les
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning

Nakijken
Lesdoel
Instructie
Zelfstandig werken
Einde van de les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je waarom het belangrijk is dat je leestekens op de juiste plek zet en wanneer je ze gebruikt.

Waarom? Dat zie je op de volgende dia.

Slide 2 - Tekstslide

Waardoor komt het verschil in betekenis?
- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen




- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Slide 3 - Tekstslide

Waarom gebruiken we hoofdletters en leestekens?

Slide 4 - Woordweb

Welke leestekens ken je?

Slide 5 - Woordweb

Leestekens
  • Punt
  • Vraagteken
  • Uitroepteken
  • Komma
  • Dubbele punt
  • Aanhalingstekens  

Slide 6 - Tekstslide

Komma

  1. Voor een voegwoord (behalve bij en/of)
  2. Tussen twee persoonsvormen
  3. Bij een opsomming
  4. Na een citaat 

Slide 7 - Tekstslide

Dubbele punt
  1. Voor een citaat (wat iemand letterlijk zegt)
  2. Voor een opsomming


VB: Ik zei: 'Je moet goed luisteren naar de uitleg.'
VB: Ik ga naar de winkel en koop: brood, chips en ijs. 

Slide 8 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Bij een citaat (wat iemand letterlijk zegt)

De lerares zei: 'Dat heb je goed gedaan.'
'Dat heb je goed gedaan,' zei de lerares.
'Dat heb je goed gedaan,' zei de lerares, 'je krijgt een 10.'

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een citaat?
A
Een figuurlijke uitspraak van iemand
B
Een samenvatting van wat iemand zegt
C
Uitleg van wat iemand gezegd heeft
D
Een letterlijke uitspraak van iemand

Slide 10 - Quizvraag

Wat is GEEN juist citaat?
A
Mark riep:"Ga weg jongen!"
B
Mark riep: "Ga weg jongen"!
C
"Ga weg jongen!"
D
"Ga weg jongen!" riep Mark.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een goed citaat?
A
Bas zei 'Ik ga een nieuwe telefoon kopen.'
B
'Kom je morgen langs?' vroeg hij.
C
Mijn vriendin zei: Wij gaan nu naar school.
D
'Ik heb een tien voor mijn toets gehaald'! riep hij.

Slide 12 - Quizvraag

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

in amsterdam is de ploegweg een populaire straat

Slide 13 - Open vraag

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

Als de zon schijnt wil ik het liefst lunchen in de tuin.

Slide 14 - Open vraag


In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek. 

houd jij ook zo van chocolade boterkoek en snoep

Slide 15 - Open vraag

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

ik hou niet van appeltaart want die is zo zoet

Slide 16 - Open vraag

Wat ga je doen?

Maken opdr. 13 (blz. 194)
Zelfstandig
Stilte, oortjes toegestaan
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Nakijken, lezen in je boek

Slide 17 - Tekstslide

Lesplanning
Lesdoel
Instructie
Aantekeningen maken
Zelfstandig werken
Nakijken
Einde van de les

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het einde van de les weet je wanneer je hoofdletters gebruikt en kun je dit toepassen tijdens opdrachten.

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 20 - Woordweb

Hoofdletters

  1. Aan het begin van de zin
  2. Bij (aardrijkskundige) namen
  3. Feestdagen (geen samenstellingen, kerstvakantie)
  4. Bedrijven, merken, films, series, muziek
  5. Afkortingen van politieke partijen, instellingen en bedrijven 

Slide 21 - Tekstslide

GEEN hoofdletters

  1. Maanden
  2. Seizoenen
  3. Dagen van de week
  4. Schooltypes: vmbo, mbo, havo 

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Januari
B
januari

Slide 23 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 24 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Achtstegroepers Huilen Niet
B
Achtstegroepers huilen niet

Slide 25 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
intertoys
B
Intertoys

Slide 26 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 27 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Volkskrant
B
volkskrant

Slide 28 - Quizvraag

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
stef Van leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 29 - Quizvraag

Wat ga je doen?
Maken opdr. 2 t/m 5 van 'Over taal' 
Zelfstandig
Stilte, oortjes toegestaan
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Maak opdr. 6
Tot het einde van de les 

Slide 30 - Tekstslide