V4 - T3: BS3 Oefenen met monohybride kruisingen

basisstof 3: genenparen
V4
Thema 3
Genetica
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

basisstof 3: genenparen
V4
Thema 3
Genetica

Slide 1 - Tekstslide

Typen kruisingen: wat moet ik allemaal kunnen?
MONOHYBRIDE
regulier
onvolledig / co-dominant
multiple allelen
letale factoren
X-chromosomaal

DIHYBRIDE
willekeurige combinatie van twee bovenstaande typen
onafhankelijk
gekoppeld

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de Mendeliaanse overervingswetten toepassen op de volgende kruisingstypen:
  • reguliere monohybride kruisingen
  • monohybride kruising met onvolledige dominantie
  • monohybride kruisingen met co-dominantie
  • monohybride kruisingen met lethale allelen

Slide 3 - Tekstslide

Concepten
Allelen: Verschillende vormen van hetzelfde gen
Genotype: de allelen die je hebt
Fenotype: uiterlijk
Dominant: S (sterkere allelen)
Recessief: s (zwakkere allelen)
Twee dezelfde: SS of ss: homozygoot
Twee verschillende: Ss: heterozygoot
P: Oudergeneratie
F1: Eerste generatie
F2: Tweede generatie

Slide 4 - Tekstslide

Letternotaties voor genen en allelen
Volledig dominant
Het gen krijgt een letter toegewezen of je kiest zelf een letter *
dominante allel: hoofdletter   A
recessieve allel: kleine letter   a

Genotypen
homozygoot dominant:    AA
heterozygoot:                       Aa en aA**
homozygoot recessier:      aa

* = als je zelf een letter kiest, kies een letter waarbij de hoofdletter en kleine letter verschillend wordt geschreven
** = de hoofdletter MOET altijd voorop dus aA wordt ook als Aa geschreven.

Slide 5 - Tekstslide

Kruisingstabellen / Punnett squares
gameten van ouders langs de assen
in de cellen: mogelijke genotypen bij nakomelingen

Voorbeeld
kans dat bij bevruchting de zaadcel het recessieve allel bevat is 1/2
kans dat bij bevruchting de eicel het recessieve allel bevat is 1/2
De kans dat de zygote dus beide recessieve allelen bevat is 1/2 * 1/2 = 1/4

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan oplossen Genetica vraagstuk
STAP 1: Bepaal welk soort probleem je probeert op te lossen.
STAP 2: Bepaal de letters die je gaat gebruiken om             eigenschappen te specificeren.
STAP 3: Bepaal de genotypen van de ouders.
STAP 4: Maak je kruisingsschema en maak gameten.
STAP 5: Bepaal mogelijke nakomelingen.
STAP 6: Bepaal genotypische en fenotypische verhoudingen.

Slide 7 - Tekstslide

Poes Kitty met lange haren heeft gepaard met kater Kobus. Zij krijgt zowel kortharige als langharige jongen. Het gen voor langharigheid is recessief.

Geef de genotypen van beide ouders en leg uit met behulp van een kruisingsschema wat de fenotypeverhouding die bij de jongen verwacht kan worden.
Werk de opdracht uit op papier.

Slide 8 - Open vraag


Een plantenkweker voert een kruising uit met een bepaalde rozensoort. Bij deze soort komen twee fenotypen voor met betrekking tot de bladrand. Een plant met ingesneden bladrand wordt gekruist met een plant met gave bladrand. Alle nakomelingen blijken een ingesneden bladrand te hebben. 
Geef een verklaring voor het fenotype van de nakomelingen.

Slide 9 - Open vraag

Dezelfde kweker heeft een plant die ingesneden bladeren heeft. Hij weet alleen niet of deze plant homozygoot of heterozygoot is. Om daar zeker van te worden, voert hij een bepaalde kruising uit. Aan de hand van de fenotypen van de andere 'ouderplant' en de nakomelingen kan dan met zekerheid worden vastgesteld welk genotype de oorspronkelijke ouderplant heeft.
Geef het genotype van de andere ouderplant waarmee deze kruising uitgevoerd moet worden om met zekerheid te bepalen welk genotype de eerste ouderplant heeft.
Leg je antwoord uit met een kruisingstabel.

Slide 10 - Open vraag

Bij petunia's komen drie bloemkleuren voor. De kleur wordt veroorzaakt door twee allelen: een allel voor witte bloemen en een allel voor paarse bloemen. In het fenotype komen naast wit en paars ook roze voor.
Een petunia plant met roze bloemen wordt gekruist met witte bloemen.
Geef de kruisingstabel waaruit blijkt welke kleuren bloemen verwacht kan worden bij de nakomelingen.

Slide 11 - Open vraag

Onvolledige- en co-dominantie

Slide 12 - Tekstslide

De kweker voert talloze kruisingen uit met dezelfde twee petunia's. Uit deze kruising komen 74 roze petunia's, 38 witte petunia's en 37 paarse petunia's. Wat zijn de genotypen van de ouder-petunia's?

Slide 13 - Open vraag

Bij kuifkanaries is de aanwezigheid van een kuif monogenetisch bepaald. Het allel voor het wel hebben van een kuif is dominant over het allel voor het niet hebben van een kuif. Indien een kanarie-embryo homozygoot dominant is, leidt dit echter tot een misvorming tijdens de embryonale ontwikkeling waardoor het embryo afsterft.
Twee heterozygote kanaries worden gekruist.
Hoe groot is de kans dat het eerste jong kuifloos is?
Hoe groot is de kans dat het eerste jong en het tweede jong kuifloos is?

Slide 14 - Open vraag

overerving in een stamboom

Slide 15 - Tekstslide

Bestudeer de stamboom.
Hoe erft deze erfelijke ziekte over?

Slide 16 - Open vraag

Dezelfde stamboom maar nu is
iedere persoon voorzien van een nummer.
Juist of onjuist:
persoon 2 is heterozygoot

Slide 17 - Open vraag

Juist of onjuist:

Het genotype van persoon 5 valt
niet met zekerheid op te maken.

Slide 18 - Open vraag

Juist of onjuist:

De kans dat persoon 8 heterozygoot is
is 25%.

Slide 19 - Open vraag

Van personen 12 en 13 is nog niet bekend of ze de ziekte hebben of niet.

Bereken hoe groot de kans is dat persoon 12 de ziekte heeft.

Slide 20 - Open vraag

Leerdoelen
Je kunt de Mendeliaanse overervingswetten toepassen op de volgende kruisingstypen:
  • reguliere monohybride kruisingen (testkruising)
  • monohybride kruising met onvolledige dominantie
  • monohybride kruisingen met co-dominantie
  • monohybride kruisingen met lethale allelen

Slide 21 - Tekstslide