4B Opslag, uitscheiding en bescherming BS6

Thema 7: Opslag, uitscheiding en bescherming

Basisstof 6: Transplantaties en bloedtransfusies

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 7: Opslag, uitscheiding en bescherming

Basisstof 6: Transplantaties en bloedtransfusies

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
Herhaling basisstof 5
Uitleg basisstof 6
Oefenen met bloedgroepen
Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Als reactie op een ziekteverwekker maakt een witte bloedcel....
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Antibiotica

Slide 3 - Quizvraag

Bij passieve immunisatie wordt iemand ingeënt met een verzwakte ziekteverwekker
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Actief

Lichaam wordt zelf ziek en maakt antistoffen

Werkt lange tijd - geheugencellen


Passief

Je krijgt antistoffen toegediend. 

Werkt kort - geen geheugencellen

Slide 5 - Tekstslide

Natuurlijk immuun

Je lichaam wordt ziek en maakt zelf antistoffen en geheugencellen
Kunstmatig immuun

Je krijgt een verzwakte ziekteverwekker ingespoten.

Je lichaam maakt zelf antistoffen en geheugencellen.

Slide 6 - Tekstslide

Van welk type bescherming is er sprake bij bescherming door maagzuur?
A
Algemene afweer
B
Specifieke afweer
C
Natuurlijke immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 7 - Quizvraag

Bij bescherming door een vaccinatie is er GEEN sprake van bescherming door...
A
Specifieke afweer
B
Natuurlijke immuniteit
C
Kunstmatige immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 8 - Quizvraag

Afweerreactie bij transplantaties
Bij een transplantatie wordt een weefsel of orgaan vervangen. 

Als dit weefsel of orgaan van een donor afkomstig is dan krijg je een afweerreactie

Eiwitten (antigenen) op de cellen van het getransplanteerde weefsel of orgaan worden herkend als lichaamsvreemd. Het lichaam gaat antistoffen maken tegen deze antigenen. 

Slide 9 - Tekstslide

Bloedtransfusie
Bij bijvoorbeeld een ongeluk kun je bloed van een ander ontvangen: bloedtransfusie

Ook hier is er kans op een afstotingsreactie. 

Een patiënt moet bij voorkeur bloed ontvangen van een donor met dezelfde bloedgroep.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Bloedgroepen
Op de celmembranen van bloedcellen kunnen bloedfactoren voorkomen. Dit zijn lichaamsvreemde stoffen voor iemand die deze bloedfactoren niet heeft. 

  • Bloedfactor A
  • Bloedfactor B

Welke bloedfactoren je wel/niet hebt bepaald welke bloedgroep je hebt. 

Slide 12 - Tekstslide

Bloedgroepen: A, B, AB en 0

Slide 13 - Tekstslide

In het bloedplasma zitten antistoffen tegen de bloedfactoren die bij deze persoon zelf niet op de rode bloedcellen voorkomen.

Slide 14 - Tekstslide

Bloedklontering: stolsels in het bloed

Slide 15 - Tekstslide

Bloedgroepbepaling

Bij een bloedgroepbepaling wordt serum gebruikt.

  • Serum met anti-A   ->  antistoffen tegen A
  • Serum met anti-B  ->   antistoffen tegen B
  • (Serum met antiresus)

Voorbeeld: 

Iemand heeft bloedgroep B. 
Deze persoon heeft dus bloedfactor B en antistoffen tegen A (anti-A). Met anti-A serum gebeurt er niets. Het anti-B serum (antistoffen tegen bloedfactor B) bindt aan de bloedcel. Bloed gaat klonteren. 



Serum
Vloeistof met antistoffen

Slide 16 - Tekstslide

Resusfactor
Resusantigenen

- Rh+ als je het resusantigeen 
hebt op je bloedcellen.

- Rh- als je geen resusantigeen
hebt op je bloedcellen.

Slide 17 - Tekstslide

Bloedgroepbepaling
https://www.bioplek.org/animaties/bloedgrbepalingx/index.html

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!

Wat? Maak de samenvatting van basisstof 6 en/of opdracht 29 t/m 39 maken vanaf bladzijde 165 in je werkboek en 143 in je handboek.

Hoe? Eerste 10 minuten in stilte. Hierna eventueel samenwerken.
Hulp? Hand opsteken, docent komt helpen.
Klaar?  Nakijken/verbeteren van de opdrachten of samenvatten of leren.

Slide 19 - Tekstslide