SCC - Uitdrukkingen
1 / 23
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is figuurlijk taalgebruik?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
In Canada zagen we een bruine beer.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 4 - Quizvraag
Mijn nonkel is een beer van een vent.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 5 - Quizvraag
De iPhone is de Rolls-Royce onder de mobieltjes.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 6 - Quizvraag
Mijn Rolls-Royce staat tussen de andere auto´s geparkeerd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 7 - Quizvraag
Welke uitdrukkingen kennen jullie al?
Slide 8 - Woordweb
Slide 9 - Tekstslide
Het wordt groen en geel voor de ogen.
Uit de doppen kijken
Niet door de beugel kunnen.
Op iemands tenen trappen.
Iemand de oren afzagen
Duizelig of misselijk worden
Goed opletten
Dat mag niet.
Iemand beledigen.
Steeds blijven aandringen
Slide 10 - Sleepvraag
De boze student had nog een appeltje met zijn leerkracht te schillen.
A
De student moest voor zijn docent een appel gaan schillen.
B
De student moest nog een vervelende zaak afhandelen.
C
De student wou extra uitleg over een oefening komen vragen.
Slide 11 - Quizvraag
A
een muurbloempje zijn
B
de bloementjes buiten zetten
Slide 12 - Quizvraag
A
spijkers op laag water zoeken
B
schroeven op laag water zoeken
Slide 13 - Quizvraag
A
de kastanjes voor iemand uit het vuur halen
B
de marshmallows voor iemand uit het vuur halen
Slide 14 - Quizvraag
A
de stoute schoenen aantrekken
B
de stoute laarzen aantrekken
Slide 15 - Quizvraag
Je hart vasthouden.
A
zorgen dat iets niet te veel overlast of schade oplevert
B
iets stiekem doen
C
ergens bang voor zijn.
D
iets proberen
Slide 16 - Quizvraag
Haar op je tanden hebben.
A
Snel boos worden.
B
Verlegen zijn.
C
Je tegenpartij flink te woord durven staan.
D
Veel vragen hebben.
Slide 17 - Quizvraag
Iemand de hand boven
het hoofd houden.
het hoofd houden.
Slide 18 - Open vraag
In hart en nieren.
Slide 19 - Open vraag
Een speld in een hooiberg zoeken.
Slide 20 - Open vraag
Met vuur spelen.
Slide 21 - Open vraag
Brood op de plank hebben.
Slide 22 - Open vraag
Ik weet nu de betekenis van de tien uitdrukkingen.
