§1.1 Van vorstendommen tot kolonie

Hoofdstuk 1: Nederland en Indonesië

Hoofdvraag: Hoe waren de verhoudingen tussen Nederland en Indonesië van 1600 tot het heden?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1: Nederland en Indonesië

Hoofdvraag: Hoe waren de verhoudingen tussen Nederland en Indonesië van 1600 tot het heden?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

A De Indische eilanden vóór 1600

Je kunt culturele, economische, politieke en sociale kenmerken noemen van de Indische eilanden vóór de komst van de Nederlanders. 

Slide 4 - Tekstslide

A De Indische eilanden vóór 1600
  • Indonesië bestaat uit de eilanden (groep): Sumatra, Java, Borneo, Celebes, de Molukken, Nieuw-Guinea

Slide 5 - Tekstslide

A De Indische eilanden vóór 1600
Culturele invloeden
  • Op de eilanden woonden veel  verschillende culturen, met veel verschillende religies.
  • Vanaf 16de eeuw werd de Islam op bijna alle eilanden de belangrijkste godsdienst. 

Slide 6 - Tekstslide

A De Indische eilanden vóór 1600
Vorsten en sultans
  • Op de Indische eilanden ontstonden in de loop van de eeuwen verschillende staten:
  • - gebieden die bestuurd werden voor een vorst of een sultan (= islamitische heerser)
  • ==> Deze heersers schreven wetboeken, hieven belasting en voerden oorlogen met elkaar. 
  • - Edellieden en soms ambtenaren hielpen bij het bestuur. 

Slide 7 - Tekstslide

B De VOC in Oost-Indië
Je kunt beschrijven hoe de VOC handeldreef in Oost-Indië

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Video

B De VOC in Oost-Indië
Een handelsroute vinden
  • Vanaf 1596 lukte het Nederlandse handelsschepen om een zeeroute naar Azië te vinden.   

Slide 11 - Tekstslide

B De VOC in Oost-Indië
De VOC
  • 1602: ontstaat Verenigde Oost-Indische compagnie (VOC)​Kreeg handelsmonopolie op de Nederlandse handel met Oost-Indië​ van Staten-Generaal:
  • Recht om oorlog te voeren, soldaten in dienst te nemen en forten te bouwen
  • Mochten ambtenaren benoemen en een eigen bestuurder aanstellen
  • ==> ze waren eigen baas
  • Stichtten handelsposten (bestaande uit: fort, haven, pakhuizen en woningen voor VOC bestuurders en soldaten)

  • De VOC wilden dat de inwoners van Banda alleen met de VOC zouden handelen , toen de Bandanezen dit niet deden stuurden de VOC een leger naar Banda. 

Slide 12 - Tekstslide

C De kolonie Nederlands-Indië
Je kunt uitleggen waarom en hoe Nederland zijn macht over Oost-Indië uitbreidde. 

Slide 13 - Tekstslide

C De kolonie Nederlands-Indië
Nederlands-Indië
  • 1798: VOC failliet 
  • Nederlandse staat nam bezittingen en schulden van VOC over en het bestuur van de handelsposten en gebieden in Oost-Indië
  • ==> het gebied wordt een kolonie van Nederland: Nederlands-Indië

Slide 14 - Tekstslide

C De kolonie Nederlands-Indië
Modern imperialisme
  • Oorzaken Modern Imperialisme:
  1. Europese landen zochten grondstoffen voor hun industrie
  2. Een groot koloniaal rijk gaf aanzien
  3. Europeanen hadden het gevoel dat zij betere mensen waren en een betere cultuur hadden dan andere volken.  Ze hadden het recht om over andere volken te heersen en wilden hun cultuur verspreiden. 

Slide 15 - Tekstslide

C De kolonie Nederlands-Indië
Modern imperialisme
  • Ook Nederland wilde groot koloniaal rijk. Om dit te bereiken richtten ze het koninklijk Nederlands-Indische leger (KNIL) op
  • - dit bestond voornamelijk uit inheemse soldaten, de officieren waren Nederlands  

  • Eiland na eiland werd door het KNIL veroverd. Nederland noemde dit pacificatie (het brengen van vrede)

Slide 16 - Tekstslide

C De kolonie Nederlands-Indië
het koloniale bestuur

  • Hiernaast zie je het bestuur van Indonesië.
  • Het indirecte bestuur was voordelig voor Nederland, want er waren maar weinige Nederlandse ambtenaren nodig om de enorme kolonie te besturen. 

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 18 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 19 - Open vraag