De spreekkamer van Ward – ik noemde hem toen natuurlijk nog meneer Leedeman – lag op de tweede verdieping van het smalle grachtenhuis. De eerste trap was echt indrukwekkend, een en al grijsgewolkt marmer en zo breed dat we gemakkelijk naast elkaar naar boven hadden kunnen gaan, maar dat deed ik natuurlijk niet; ik bleef netjes achter hem lopen. Uit respect, zal hij wel gedacht hebben. Nou, mooi niet, ik wilde gewoon zien wat voor vent het was. Wat voor sokken hij droeg. Of zijn schoenen afgetrapte zolen hadden. Of hij nog soepel en zonder gehijg naar boven kwam. Als hij jonger was geweest, had ik waarschijnlijk ook naar zijn lijf gekeken – van die uitgezakte types, daar ben ik meteen klaar mee.
Zie me, hoor me, Martine Glaser