Persoonlijk voornaamwoorden in de 3e en 4e naamval.

Willkommen!
Pak alvast je spullen op tafel.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Willkommen!
Pak alvast je spullen op tafel.

Slide 1 - Tekstslide

der Unterrichtsplan
- Erklärung: das Personalpronomen im 1., 3. und 4. Fall. 
- Quiz
 
- Hausaufgaben : K2    Aufgabe 25 bis einschl. 28 


Slide 2 - Tekstslide

das Lernziel


- Je kent de vormen van de persoonlijke voornaamwoorden in de derde en de vierde naamval

Slide 3 - Tekstslide

persoonlijke vnw

Slide 4 - Woordweb

persoonlijke voornaamwoorden

vervangen een zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

1e
3e
4e
ich
mir
mich
du
dir
dich
er
ihm
ihn
sie
ihr
sie
es
ihm
es
wir
uns
uns
ihr
euch
euch
sie
ihnen
sie
Sie
Ihnen
Sie
1e
3e
4e
ik
mij
mij
jij
jou
jou
hij
hem
hem
zij
haar
haar
het
hem
het
wij
ons
ons
jullie
jullie
jullie
zij
hun
hen
u
u
u

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer je een zelfstandig naamwoord in de 3e en 4e naamval wilt vervangen, gebruik je ook een persoonlijk voornaamwoord in de derde en vierde naamval. 
Bijvoorbeeld: 
Ik geef (aan) de vrouw een Kus = 
Ich gebe der Frau einen Kuss.  --> 3e  naamval, vrouwelijk
Ich gebe ihr einen Kuss. --> 3e naamval, vrouwelijk


Slide 8 - Tekstslide

Naamvallen
1e naamval               Onderwerp
3e naamval               Meewerkend voorwerp
4e naamval               Lijdend voorwerp  
   

Slide 9 - Tekstslide

Ihr werdet jetzt selbst üben.

Slide 10 - Tekstslide

En dan nu een test..

Slide 11 - Tekstslide

in de 1e naamval
Het persoonlijk voornaamwoord: hij
A
sie
B
er
C
wie
D
es

Slide 12 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval

voor hem =
A
für ihn
B
um dich
C
ohne Sie
D
für sie

Slide 13 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
David
A
ich
B
du
C
es
D
er

Slide 14 - Quizvraag

Welk persoonlijke voornaamwoord hoort bij de afbelding?
A
ich
B
es
C
wir
D
ihr

Slide 15 - Quizvraag

Een persoonlijk voornaamwoord kan?.....
A
een zelfstandig naamwoord vervangen
B
staan meestal voor een zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord jullie in de 1ste naamval is?
A
ihr
B
euch
C
Ihnen
D
euer

Slide 17 - Quizvraag

het persoonlijk voornaamwoord ik, jij, hij enz. staat altijd in het.............
A
onderwerp vd zin
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een persoonlijk voornaamwoord
A
Woorden die een tijdstip aangeven
B
Woorden die een plaats aangeven
C
ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie,zij, u

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?
A
hij, zij, jullie
B
ik, mijn, jouw
C
jij, wij, zij
D
ons, zij, u

Slide 20 - Quizvraag

De Duitse lidwoorden der, die en das kun je vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
Door welk persoonlijk voornaamwoord vervang je het lidwoord "der" ?
A
sie (het is vrouwelijk)
B
es (het is onzijdig)
C
er (het is mannelijk)
D
sie (het is meervoud)

Slide 21 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord jij in de 3e naamval is?
A
du
B
dich
C
ihr
D
dir

Slide 22 - Quizvraag

Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits
A
ja
B
bijna
C
nee

Slide 23 - Quizvraag

Hausaufgaben für morgen
K2: Aufgabe25 bis einschließlich 28 machen.

Slide 24 - Tekstslide