B1

les 1: Genotype en fenotype

Thema 3  Erfelijkheid 

Neem je boek voor blz. 168

                                                                            
                                                                          

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

les 1: Genotype en fenotype

Thema 3  Erfelijkheid 

Neem je boek voor blz. 168

                                                                            
                                                                          

Slide 1 - Tekstslide

Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
B1 Genotype en fenotype
B2 Genen
B3 Kruisingen
B4 Stambomen
B5 Variatie in genotypen
B6 Evolutie
B7 Verwantschap
B8 DNA-technieken

Slide 2 - Tekstslide

5 minuten stil lezen B1
Lees de theorie op blz. 168 en 169
Klaar? Begin met het invullen van de samenvatting op blz. 170

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen B1 Genotype en fenotype
- Je kunt omschrijven wat een genotype, fenotype en gen is.

- Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

DNA
Celkern + 
Chromosoom
Gen
Chromosoom

Slide 6 - Sleepvraag

Inzoomen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer ontstaat het genotype van een nieuw organisme?
A
Als de baby geboren wordt
B
Op het moment na bevruchting
C
Op het moment als de baby een kind is

Slide 11 - Quizvraag

Gen en allel
  • Stukjes DNA die informatie bevatten voor
    één eigenschap noem je een gen. 
  • Elk chromosoom bevat een groot aantal genen. 
  • Genen kunnen in de cel 'aan' of 'uit' staan. 
Het gen voor haarkleur staat in cellen van de haarzakjes aan. In de lever uit. 

  • Elk gen bestaat uit twee allelen, één op elk chromosoom. 
  • De twee allelen van een gen kunnen verschillen. 
  • Bv gen oogkleur: 1 allel bruin en 1 allel blauw.
Chromosomen
Lange dunne draden DNA. Bevinden zich in de celkern. 
Mensen hebben 46 chromosomen, in 23 paren. 

Slide 12 - Tekstslide

X
X
X
Y

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Fenotype
Genotype

Slide 17 - Sleepvraag

Is het genotype van de larve hetzelfde als het genotype van het volwassen dier?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

De jonge tapir heeft hetzelfde fenotype als de volwassen tapir
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Heeft een vlo hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 20 - Quizvraag

Wat bepaalt je fenotype?
A
Alleen het genotype
B
Alleen omgevingsfactoren
C
Genotype en omgevingsfactoren

Slide 21 - Quizvraag

De informatie op chromosomen voor één erfelijke eigenschap
A
is een fenotype
B
is een gen
C
is een chromosoom

Slide 22 - Quizvraag

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 23 - Quizvraag

Is het genotype van deze persoon veranderd? En het fenotype?
A
Beide zijn veranderd
B
Geen van beide is veranderd
C
Alleen genotype is veranderd
D
Alleen fenotype is veranderd

Slide 24 - Quizvraag

Hebben deze mensen hetzelfde genotype en fenotype?
A
Zelfde genotype / zelfde fenotype
B
Zelfde genotype / verschillend fenotype
C
Verschillend genotype / zelfde fenotype
D
Verschillend genotype / Verschillend fenotype

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een allel?
A
Een stukje DNA
B
Een stuk van een chromosoom
C
Een variant van een gen
D
Een variant van een chromosoom

Slide 26 - Quizvraag

Oefenen
Maken opdr. 1 t/m 10 van 3.1 Genotype en fenotype (laptop)
Opdr. 3 moet in je boek

Eerste 5 minuten stil: iedereen inloggen Bvj en blz. 168 voor
Daarna mag je op fluisterniveau overleggen

Klaar met de huiswerkopdrachten? Maak de test jezelf van 3.1


Slide 27 - Tekstslide