Les 1- Marketing H24
1 / 31
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Hoe sta je er op dit moment voor?
A
Ruim overgaan
B
Net op overgaan
C
Net nog niet op overgaan
D
Beroerd
Slide 4 - Quizvraag
Heb je het gevoel dat je je weet wat je moet doen voor de toets en hoe je dat moet voorbereiden?
A
Deze manier ligt me veel beter
B
Nog niet over nagedacht
C
Redelijk maar komt vast goed
D
Geen idee waar ik moet beginnen
Slide 5 - Quizvraag
Marketing
Slide 6 - Woordweb
De eigenschap van een product waardoor het zich onderscheidt van de eigenschappen van vergelijkbare producten noemen we:
A
Klantwaardepropositie
B
Unique selling proposition
C
Product leadership
D
Innovatief product
Slide 7 - Quizvraag
Wat is geen kenmerk van b2b-marketing?
A
De doelmarkten zijn kleiner en de orderwaarde is veelal groter
B
Massacommunicatie speelt een rol
C
De aankoop is gebaseerd op rationale overwegingen
D
Er zijn veelal meerdere personen bij de besluitvorming tot aankoop betrokken.
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
McDonalds
Slide 14 - Woordweb
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
A
Lays
B
Crocky
C
AH Huismerk
D
Maakt niet uit
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
wat wordt bedoeld met de immateriële eigenschappen van een product?
A
De niet-tastbare eigenschappen van
een product
B
De eigenschappen die de consument toekent aan het product
Slide 24 - Quizvraag
In welke volgordevindt het marketingproces plaats?
Marketing-mix
bepalen
Markt-onderzoek
Positione-ring merk
Slide 25 - Sleepvraag
In welke levensfase bevindt de elektrische auto zich?
A
Introductiefase
B
Groeifase
C
Rijpheidsfase
D
Verzadigingsfase
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
De verkoopprijs bij penetratiepolitiek?
A
Is relatief hoog, omdat het duurzaam gebruiksgoed betreft.
B
Is relatief laag, omdat het een verbruiksgoed betreft.
C
Is relatief laag om de concurrentie van de markt te weren.
D
Start relatief hoog en daalt vervolgens sprongsgewijs.
Slide 30 - Quizvraag
In de theorie van 'effucation' zijn doelen niet statisch maar dynamisch. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
