5H - Les 6 _ H8.2 - pH van basen

Zuren en Basen
§8.2 - pH van Basen

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zuren en Basen
§8.2 - pH van Basen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Voorkennis ophalen

  • Leerdoelen

  • Uitleg §8.2

  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les kan ik...:
  • de pH van sterke basen uitrekenen
  • de [OH-] berekenen van sterke basen, wanneer de pH gegeven is

Slide 3 - Tekstslide

Een base is een deeltje dat:
A
een H+ opneemt
B
dat een H+ afstaat

Slide 4 - Quizvraag

Een basische oplossing bevat:
A
H2
B
OH
C
waterstof-ionen
D
hydroxide-ionen

Slide 5 - Quizvraag

Een basische oplossing heeft een pH van:
A
0
B
7
C
lager dan 7
D
hoger dan 7

Slide 6 - Quizvraag

De formule van een oxide-ion is ...
A
OH
B
CO32
C
O2
D
HCO3

Slide 7 - Quizvraag

Welke van de onderstaande deeltjes is/zijn sterke basen?
A
OH
B
CO32
C
O2
D
HCO3

Slide 8 - Quizvraag

pH + pOH = 14
  • de pH zegt iets over de H+ concentratie
  • de pOH zegt iets over de OH- concentratie
  • Bij pH = 7 is de pOH ook 7! Samen zijn ze altijd 14.

Slide 9 - Tekstslide

pH berekenen van basen
  • Het verband tussen pH en pOH is: pH+pOH=14

  • De pOH van een oplosing bereken je met pOH= -log[OH-]

  • Bij gegeven pOH bereken je de [OH-] met [OH-]=


10pOH

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
  • een oplossing bevat 0,10 mol/L OH-, wat is de pH?
  1. Je hebt de [OH-] concentratie in mol/L
  2. Daarmee reken je de pOH uit: pOh = -log (0,10) = 1,00
  3. Je wil de pH weten: pH = 14 - pOH => 14 - 1,00 = 13
  4. Antwoord in juiste significantie = 13,00

Slide 11 - Tekstslide

In een oplossing van 250 mL zit 0,020 mol KOH. Wat is de pH?
A
pH = - log (0,020/0,250) = 1,10
B
pOH = - log (0,020/0,250) = 1,10
C
pOH=-log (0,020/0,250) = 1,10 pH = 14,00 - 1,10 = 12,90
D
geen van de antwoorden klopt

Slide 12 - Quizvraag

Uitgelegd: In een oplossing van 250 mL zit 0,020 mol KOH. Wat is de pH?
  • KOH  is een zout en lost goed op:     KOH --> K+ + OH-
  •                                -> molverhouding is    1     :      1      :    1            

  • De KOH en dus ook de OH- concentratie  is 0,020 mol/0,250 L 
  • Omrekenen naar mol/L; dus [OH-] is 0,020/0,250 = 0,080 mol/L
  • Met OH- in mol/L kun je nu de pOH uitrekenen: 
  • pOH = - log (0,080) = 1,10 
  • Je wil echter de pH weten, en de pH = 14,00 - 1,10 = 12,90
Binas45A
In Binas45A staat de oplosbaarheid van veel zouten
ook de ladingen van veel ionen staan hier

Slide 13 - Tekstslide


Wat is de pH van een oplossing 
met 5.2*10-3 mol/L opgelost Ba(OH)2 ?
A
pH = -log (5.2*10-3) = 2,28
B
pH = -log (2x5.2*10-3) = 1,98
C
pH =14 - 1,98 = 12,02
D
pH = 14 - 5,2 = 8,8

Slide 14 - Quizvraag

uitgelegd: Wat is de pH van een oplossing met 5.2*10-3 mol/L opgelost Ba(OH)2 ?
  • Ba(OH)2  is een zout en lost goed op:     Ba(OH)2 --> Ba2+ + 2 OH-
  • molverhouding is                                          1          :           1      :     2
  • De Ba(OH)2 concentratie 5.2*10-3 mol/L 
  • Ba(OH)2 : OH- = 1:2 ; dus de [OH-]  is 2 x 5.2*10-3 mol/L = 10,4*10-3 M
  • Met OH- in mol/L kun je nu de pOH uitrekenen: 
  • pOH = - log (10,4*10-3) = 1,98 
  • Je wil echter de pH weten, en de pH = 14,00 - 1,98 = 12,02

Slide 15 - Tekstslide

Een 1M natriumhydroxide oplossing (natronloog) heeft een ...... pH als/dan een 1M kaliumhydroxide oplossing?
A
hogere
B
lagere
C
zelfde

Slide 16 - Quizvraag

Beide zijn sterke eenwaardige basen dus evenveel (hydroxide) OH-- ionen

Slide 17 - Tekstslide

1M natronloog heeft een ........pH als/dan 1M barietwater.
A
hogere
B
lagere
C
zelfde

Slide 18 - Quizvraag

Uitleg
1M Natronloog maak je door 1 mol Na(OH) in water op te lossen. 
NaOH --> Na+ + OH-

1M Barietwater maak je door 1 mol Ba(OH)2 in water op te lossen. 
Ba(OH)2 --> Ba2+ + 2OH-

Er zit dus 2x zoveel hydroxide ionen in het bariet water van dezelfde concentratie. Dus het is basischer. Dus de pH is hoger.

Slide 19 - Tekstslide


A
a = 4, b= 4, c = 3
B
a = 2, b = 2, c = 2
C
a = 2, b = 1, c = 2
D
a = 2, b = 3, c = 1

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag 

  • Doorlezen §8.2
  • Maken:
      * §8.2 => opdr. 15, 16, 18, 19, 20



  • Eerste 5 minuten in stilte
  • Daarna fluisterend overleggen met buur of werken met muziek

  • Vraag? Steek je hand op
  • Af? => Geen huiswerk
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld 1

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld 2

Slide 23 - Tekstslide


A
1,82
B
12,18
C
7,015
D
1,8

Slide 24 - Quizvraag

Uitleg
1 mol KOH levert 1 mol OH → [OH] = 0,015 M

pOH = −log [OH] = −log 0,015 = 1,82

pH = 14,00 − 1,82 = 12,18 (2 cijfers achter komma)

Slide 25 - Tekstslide

Bereken de pH van 0,0045 molair barietwater (bariumhydroxide‑oplossing).
A
2,05
B
1,02
C
14
D
11,95

Slide 26 - Quizvraag

Uitleg
1 mol Ba(OH) 2levert 2 mol OH→ [OH] = 2 × 0,0045 M = 0,0090 M

pOH = −log [OH] = −log 0,0090 = 2,05 → pH = 14,00 − 2,05 = 11,95

Slide 27 - Tekstslide

Bereken de [OH-] als je de pH weet.
[OH-] = 10-pOH
Als je de pH weet doe je eerst: 14 - pH = pOH
En dan 10-pOH

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld 3

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld 4

Slide 30 - Tekstslide