Hoofdstuk Spelling

Python intro
Programming basics-II
Les 3 / Week 7a
Hoofdstuk Spelling
Nederlands
Les 1/2 / Week 7a
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Python intro
Programming basics-II
Les 3 / Week 7a
Hoofdstuk Spelling
Nederlands
Les 1/2 / Week 7a

Slide 1 - Tekstslide

Planning lessen week 7
Module Grammatica & Spelling 3F
Hoofdstuk 2 Spelling
Les 1: 
Hoofdstuk 2: 2.1 tot en met 2.5, Trema, koppelteken en weglatingsstreepje – Samenstellingen: -en, -e, -s – Aaneenschrijven of los schrijven – (Test Jezelf) – Persoonsvorm tegenwoordige tijd – Persoonsvorm verleden tijd

Les 2: 
Hoofdstuk 2: 2.6 tot en met 2.9, Voltooid deelwoord – Engelse werkwoorden – Sterke of onregelmatige werkwoorden – (Test Jezelf) – Dubbele punt en komma – (Test Jezelf) 

Slide 2 - Tekstslide

Les 1
Trema, koppelteken en weglatingsstreepje
Samenstellingen: -en, -e, -s
Aaneenschrijven of los schrijven
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd

Slide 3 - Tekstslide

Trema TIPS
Twee puntjes boven een klinker (a,e,i,o,u). 
Geven aan dat een nieuwe klank begint. 
Gebruik je als een woord anders verkeerd uitgesproken kan worden.

Meervoud van woorden op ee of ie met klemtoon =  ën Bijvoorbeeld: idééën & industríéën

Meervoud van woorden op ie zonder klemtoon = n, maar kan met ën zijn als het woord anders verkeerd uitgesproken kan worden. Bijvoorbeeld bactériën

Slide 4 - Tekstslide

Koppelteken (streepje) TIPS
Klinkerbotsing: mee-eter (meeeter), radio-omroep (radioomroep).
Samenstellingen met gelijkwaardige woorden: zwart-wit, hotel-restaurant.
Samenstellingen van woorden met een hoofdletter: on-Nederlands 
Cijfer, letter, symbool: 12-jarige, 80+-er
Tussen twee of meer woorden die een uitdrukking vormen: een kant-en-klare maaltijd, kat-en-muis spelen
MAAR: kant-en-klaarmaaltijd 
Aardrijkskundige naam uit twee delen: Goerree-Overflakkee, Noord-Brabant, Zuid-Afrika
Samenstellingen waarvan het eerste deel verwijst naar een plaats of bevolkingsgroep: Nederlands-hervormd, Brabants-worstenbrood 

Slide 5 - Tekstslide

Weglatingsstreepje TIPS
In een samentrekking als je een deel van het woord weglaat, dan zet je op die plek een weglatingsstreepje
invoer & uitvoer = in- en uitvoer
winkelpand & winkelpersoneel = winkelpand en -personeel
inrit & uitrit = in- en uitrit

Slide 6 - Tekstslide

Samenstellingen, tussenklanken: -en, -e, -s
pan+koek = pannenkoek, 
zon+bloem = zonnebloem (want er is maar 1 zon)
groente + soep = groentesoep (want groenten/groentes)
weide + vogel = weidevogel (want weiden/weides)
horloge + bandje = horlogebandje (want horloges)
rogge + meel = roggemeel (want rogge heeft geen meervoud)
goed + morgen = goedemorgen (want eerste woord is geen ZN)

Slide 7 - Tekstslide

Samenstellingen, tussenklank: -s
Als je de -s klank hoort in een samenstelling: jongensdroom

Als het tweede deel van de samenstelling begint met een -s, vervang dit woord dan door een woord zonder -s: stationsstraat, want stationsweg. 

Soms kan het allebei: tijdverschil & tijdsverschil

Slide 8 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los schrijven
Altijd aan elkaar: 
Samenstellingen van 2 zelfstandige naamwoorden: tuinmeubel, tuinmeubelkussens. 
Woorden die beginnen met: er, daar, hier of waar + voorzetsel: erop, daartegen, hiernaast, waarover.
Voorzetsel + werkwoord: inspelen, overhalen, achterhouden. 

Slide 9 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los schrijven
Soms aan elkaar, soms los
Combinatie van voorzetsels aan elkaar, als het voorzetsel nergens bij hoort: 
Mijn laptop ligt bovenop. (want op hoort nergens bij).
Mijn laptop ligt boven op de stapel. (want op hoort bij de stapel)

Getallen: 1-100, veelvouden van 100 en 1000 = aan elkaar: drieëntwintig, zevenhonderdtwaalf, achtduizendtweehonderdvier
Veelvouden van miljoen en miljard schrijf je los: vijftien miljoen, achttien miljard. 

Slide 10 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los schrijven
Verschil in betekenis: 
tenminste = in ieder geval/althans
ten minste = minstens/minimaal

tekort = gebrek
te kort = niet lang genoeg/te weinig 

Slide 11 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los schrijven
Vaste combinaties:
alles behalve = alles met uitzondering van
allesbehalve = absoluut niet

ten einde = op zijn eind/ afgelopen
teneinde = met het doel/ om

Slide 12 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los schrijven
Samenstellingen met een bijvoeglijk naamwoord: 

Langeafstandsloper = een loper die lange afstanden loopt.

Lange afstandsloper = een afstandsloper die lang is. 

Slide 13 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los schrijven
Engelse ziekte --> samenstellingen in EN vaak los, maar in NL juist aan elkaar

Kies het Nederlandse meervoud, de 's is dan vaak los
baby's (niet babies), hobby's (niet hobbies), panty's (niet panties)

Bezit s staat in het Nederlands vaak vast: Johns auto (vergelijk John's car), Jakes fiets (vergelijk Jake's bike). 
MAAR, wel 's als de klank verandert: Luna's telefoon (niet Lunas telefoon). 


Slide 14 - Tekstslide

Persoonsvorm TT TIPS
Ik-vorm
Ik-vorm + t
Hele werkwoord 

Stam = hele werkwoord - en/n : werken --> werk/ lopen --> loop

Gebiedende wijs = ik-vorm

Slide 15 - Tekstslide

Persoonsvorm TT TIPS
LET OP: soms klinken de persoonsvorm en het voltooid deelwoord van een woord hetzelfde

je herhaald & je hebt herhaald/ je ontgroeit & je bent ontgroeid

Jij/je achter de persoonsvorm: is jij of je het onderwerp & staat het achter de persoonsvorm --> je laat de -t weg
Loop je altijd zo snel? Werk je daar nog steeds? 

Slide 16 - Tekstslide

Persoonsvorm VT TIPS

Slide 17 - Tekstslide

Persoonsvorm VT TIPS
Er heeft een fikse opstand plaatsgevonden op ’t kofschip. De bemanning wilde zich niet langer schikken naar de geldende regels en heeft uit ontevredenheid de kapitein overboord gegooid. Een aantal van de muiters noemt de actie ‘geslaagt’.

Eén van de oproerkraaiers laat weten dat de maat voor de bemanning vol was. “We hebben altijd de regels van de kapitein nageleeft en de bevelen opgevolgt, maar dat laten we vanaf nu in de voltooit verleden tijd. We hebben hem zonder dat we blikden of bloosten in het water gesodemietert, waardoor zijn alleenheerschappij eindelijk is beëindigt.”
Ondanks deze coup, worden niet álle gewoontes uit het verleden in de prullenbak gegooid. “Het overgrote deel wordt van de tafel geveegt, maar we blijven vasthouden aan regels die wel goed zijn bedacht.”

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Persoonsvorm VT TIPS
Verledentijd = ik-vorm + te(n)/de(n) 

Stam eindigt op txkfschp (taxikofschip), vt = ik-vorm + te(n). 

LET OP: bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op -ven/-zen --> v & z zitten niet in taxikofschip, dus --> vt = ik-vorm + de(n) 

Slide 20 - Tekstslide

Les 2
Voltooid deelwoord
Engelse werkwoorden
Sterke of onregelmatige werkwoorden
Dubbele punt en komma

Slide 21 - Tekstslide

Voltooid deelwoord TIPS
Voltooid deelwoord altijd samen met een hulpwerkwoord zoals hebben, zijn of worden

Voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
ge- ... -d/-t 

taxikofschip bepaalt  of voltooid deelwoord eindigt op -t OF -d

LET OP: persoonsvorm tegenwoordige tijd & voltooid deelwoord klinken soms hetzelfde MAAR je schrijft ze anders. 
De docent beoordeelt de werkstukken. MAAR De docent heeft de werkstukken beoordeeld. 

Slide 22 - Tekstslide

Engelse werkwoorden TIPS
Leenwoorden uit het Engels --> vervoegen volgens de Nederlandse regels

Verledentijd en voltooid deelwoord = taxikofschip

Soms moet de -e in de stam blijven staan voor de uitspraak: saven = ik save/ racen = ik race 

Dubbele medeklinker uit de stam, verdwijnt bij de ik-vorm als die niet nodig is voor de uitspraak

Veelvoorkomende woorden uit het Engels uit je hoofd leren

Slide 23 - Tekstslide

Sterke of zwakke werkwoorden TIPS
Zwak = regelmatig = verleden en voltooide tijd altijd op dezelfde manier

Sterk = onregelmatig = uit je hoofd leren van verleden en voltooide tijd. --> verandering van klinkers


Slide 24 - Tekstslide

Dubbele punt TIPS
Voor een opsomming: Ik koop in de supermarkt: eieren, kaas, brood en bakmeel

Voor een uitleg: Let op: kinderen krijgen hier geen korting!

Voor een directe rede: Henk zei:' Ik heb die fiets net gekocht'. 

Slide 25 - Tekstslide

Komma TIPS
Bij een korte pauze in een zin: Mieke, het zusje van Gaby, gaat volgende week voor het eerst naar school. 

Tussen twee delen van een opsomming: Wil je koffie, thee, cola of iets anders? 

Tussen twee persoonsvormen in een samengestelde zin: Als het goed is, komt Henk zo hierheen. 

Als iemand met z'n naam wordt aangesproken: Jeroen, kom je naar de les? 

Tussen een hoofdzin en een bijzin: Ik sta morgen vroeg op, tenzij ik niet goed slaap. 

LET OP: soms zorgt een komma voor een betekenisverschil
De studenten, die geklaagd hebben, kregen een voldoende. VS 
De studenten die geklaagd hebben, kregen een voldoende. 

Slide 26 - Tekstslide

Mededeling toets Grammatica & Spelling
Week 8: 
  • Les 1 toets Grammatica
  • Les 2 toets Spelling 

Uitslag < 5,5 = schrijven reflectieverslag + evt. herkansen in de bufferweek van 20 november.  

Slide 27 - Tekstslide