Toets 2/3 grammatica

What are we going to do today?
- Grammar Test 2
- Practice grammar 
- Do exercises 
- Time left? Check Alquin
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

What are we going to do today?
- Grammar Test 2
- Practice grammar 
- Do exercises 
- Time left? Check Alquin

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple + Past Continuous
Past Simple = de normale verleden tijd en gebruik je voor gebeurtenissen in het verleden die al afgesloten zijn.

Bij regelmatige werkwoorden komt er - ed achter. 
I walk - I walked 
You help - You helped

Slide 2 - Tekstslide

Bij onregelmatige werkwoorden gebruik je de 2de vorm van het rijtje. 

tt                                     vt                                       vtt 
do                                   did                                     done 

did = de past simple

Slide 3 - Tekstslide

Past Continuous is de duurvorm in de verleden tijd. 
Die maak je door: was/were + hele werkwoord + ing

Zij was aan het lopen - She  was walking 




Slide 4 - Tekstslide

Past Continuous + Past Simple
De Past Simple gebruik je in de verleden om te vertellen dat iets gebeurd is. --> I walked home. 

De Past Continuous gebruik je in de verleden tijd om aan te geven dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was. 
--> I was walking  home. 

Je maakt de Past Continuous door: was/were + hele ww + ing
was voor: I, he/she/it. & were voor: de rest. 

Slide 5 - Tekstslide

Past Simple & Past Continuous
Je gebruikt de Past Simple & de Past Continuous samen als we spreken over een langere actie (past continuous) die onderbroken wordt door een kortere actie (past simple) 

--> I was studying when my mom walked in. 
Het studeren (was studying) was langer aan de gang en werd onderbroken  door de moeder die binnen kwam (walked in). 

Slide 6 - Tekstslide

Past Simple & Past Continuous
In de zin: I was studying when my mom walked in. 
Is when een key woord --> na when komt de KORTE actie. (Past Simple) 

In de zin: My mom walked in while I was studying. 
Is while een key woord --> na while komt de LANGE actie (Past Continuous) 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

My mother ...... (to jump) in the air while I ....... (to sing) a song.
A
jumped, was singing
B
was jumping ,sang

Slide 9 - Quizvraag

She ............ (to brush) her hair when the phone ...... (to ring)
A
was brushing, rang
B
brushed, was ringing

Slide 10 - Quizvraag

Prepositions of time and place
Je gebruikt de prepositions of time and place om aan te geven wanneer/waar iets gebeurd. 

Prepositions = voorzetsel. 

In het Engels hebben we er 3: 
in, on & at. 

Slide 11 - Tekstslide

Prepositions of time: 
You use on with days and dates: (on bij dagen & data) 
- We play soccer on Saturday. 
- I was born on the 15th of May. 

You use in with months, years, seasons and specific parts of the day. (in bij maanden, jaren, seizoenen en dagdelen)
- I woke up in the morning. 
- I was born in May 


Slide 12 - Tekstslide

Prepositions of time: 
You use at with times and holidays. (at bij tijden & feestdagen) 
- School starts at 08:15. 
- I see my aunt and uncle at Christmas. 

Prepositions of place: 
You use on with public transport and when you mean ‘on top of’. (On bij OV & als je op iets bedoelt) 
- I was on the bus 
- My phone is on the table 


Slide 13 - Tekstslide

Prepositions of place
You use in with places in nature, countries and when you mean ‘inside’. (In bij de natuur, landen & als je in iets bedoelt) 
- We walked in a forest. 
- I live in The Netherlands. 

You use at with specific locations, house numbers, and (names of) buildings.(at bij specifieke locaties, huis nummers & (namen van) gebouwen). 
- I am at the dentist. 
- I am at the station


Slide 14 - Tekstslide

My birthday is ...... June
A
in
B
on
C
at

Slide 15 - Quizvraag

I like to sleep ...... the bus
A
in
B
on
C
at

Slide 16 - Quizvraag

I left my phone ..... home.
A
in
B
on
C
at

Slide 17 - Quizvraag

Do: 
Do exercise: 26 & 27 (P.148/149)
Done? 

Let's check Alquin! 

Slide 18 - Tekstslide