Recap adjectives and adverbs

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Adjectives and adverbs

- Bijvoegelijk naamwoord

- Bijwoord

- Waar zegt het iets over?

- Hoe maak je de vorm?

Een adjective zegt iets over...

1. een werkwoord
2. elk woord
3. een bijwoord
4. een zelfstandig naamwoord

Voorbeelden adjectives

1. The girl is wearing a beautiful dress.
2. We ate disgusting food last night.
3. This tea is very hot.
4. She is a slow driver. 

! Als je kan vragen 'wat voor', dan gebruik je een adjective. Wat voor jurk, wat voor eten, wat voor thee?

Een adverb zegt iets over...

1. een zelfstandig naamwoord
2. een bijvoegelijk naamwoord
3. een werkwoord
4. een andere adverb

Voorbeelden adverbs

1. The dress she is wearing is extremely beautiful.
2. She drives slowly.
3. She runs extremely quickly.
4. We went to a very horrible movie.

! Als je kan vragen 'hoe', dan gebruik je adverbs (+ly). Hoe mooi was de jurk, hoe rijdt ze, hoe rent ze, hoe slecht was de film?

Samenvatting

Als je kan vragen 'wat voor'? dan gebruik je een adjective. 
Deze zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Als je kan vragen 'hoe'? dan gebruik je een adverb. 
Deze kan iets zeggen over een werkwoord, een adjective of een andere adverb.

Uitzonderingen

fast - fast
hard - hard
good - well
very - very
late - late
high - high 
deep - deep

She sings ... .

beautifully

beautiful

He has an ... car.

amazing

amazingly

Her dad seems like a ... person.

nice

nicely

My grandmother is doing

good

goodly

well

She drives very ... .

fast

fastly

We are staying in a ... hotel.

wonderful

wonderfully

They all drive ... ... .

incredible careful

incredibly careful

incredible carefully

incredibly carefully

My brother eats ... .

loudly

loud

Exercises

Please do exercises 29-32 in your book.