Taal op maat b8 l9

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

Taal op maat b8 l9

Woorden op stap

de bagage

1. spullen die je meeneemt als je op reis gaat
2. heel blij zijn
3. verdwalen
4. ergens heen gaan

er als een berg tegenop zien

1. iets dat heel hoog is
2. omhoog kijken
3. het niet weten
4. ergens geen zin in hebben

de camping

1. een bos
2. een heel groot gebouw met zwembad
3. een plek waar je mag kamperen
4. een plek waar je spelletjes speelt

door het dolle heen zijn

1. boos zijn
2. heel erg blij zijn
3. verdrietig zijn
4. iet spannend vinden

iets in de gaten hebben

1. door een verrekijker heen kijken
2. iets dat kapot is
3. sandalen aanhebben
4. weten dat iets gebeurd, het merken

een handje helpen

1. een vraag beantwoorden
2. iemand je hand geven
3. iemand helpen bij een klusje
4. een high five geven

het heimwee

1. naar huis verlangen
2. verdrietig zijn
3. van huis weg zijn
4. ziek zijn

je een hoedje schrikken

1. jarig zijn
2. heel erg schrikken
3. een pet of hoed dragen
4. iemand een pakje geven

het hotel

1. een gebouw waar je kan slapen
2. een kamer
3. een winkel waar je kunt eten
4. waar je mag kamperen

op je kop krijgen

1. wanneer iets op je hoofd valt
2. boos zijn
3. een standje krijgen
4. teleurgesteld zijn

onderweg

1. de auto
2. het vliegtuig
3. de boot
4. wanneer je ergens heen gaat

de weg kwijt zijn

1. een kaart kwijt zijn
2. verdwaald zijn
3. gek doen
4. om hulp vragen