Modalverben, schwache & starke Verben im Präteritum, e/i & a/ä-Wechsel

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

 Das Verb haben in de verleden tijd!
timer
0:40
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 2 - Sleepvraag

Das Verb sein in de verleden tijd!
timer
0:40
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 3 - Sleepvraag

Het werkwoord werden in de verleden tijd
timer
0:40
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wurde
wurdest
wurde
wurden
wurdet
wurden

Slide 4 - Sleepvraag

De werkwoorden haben, sein & werden in de verleden tijd
sein = zijn
haben = hebben
werden = worden, zullen
ich war
ich hatte
ich wurde
du warst
du hattest
du wurdest
er / sie / es war
er / sie / es hatte
er / sie / es wurde
wir waren
wir hatten
wir wurden
ihr wart
ihr hattet
ihr wurdet
sie / Sie waren
sie / Sie hatten
sie / Sie wurden
Ich bin gewesen. 
Ich habe gehabt.
Ich bin geworden. 
Het voltooid deelwoord

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een zwak werkwoord?
  • verleden tijd: geen klinkerverandering

  • Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak

Slide 6 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd








* Uitzondering: werkwoorden met een stam op -d of -t krijgen een extra e!

Slide 7 - Tekstslide

Zwak werkwoord verleden tijd
Ich spiel-
du spiel-
er/sie/es spiel- 
wir spiel-
ihr spiel-
sie/Sie spiel-

Slide 8 - Tekstslide

Zwak werkwoord verleden tijd
ich > -t -e
du > -t -est 
er/sie/es > -t -e
wir > -t -en 
ihr > -t -et
sie > -t -en

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vul de verleden tijd (Präteritum) of voltooide tijd (Partizip) in.

Slide 11 - Tekstslide

Er ...... ein Zimmer im Hotel 'Grünwald'. (reservieren)

Slide 12 - Open vraag

Die Frau ..... das Kind (retten)

Slide 13 - Open vraag

Volt. dw
Ich ..... schon 2 Stunden ..... (warten)

Slide 14 - Open vraag

Volt.dw.
Wir ........ die Rechnung gleich ..........(bezahlen).

Slide 15 - Open vraag

Ihr ...... damals immer noch? (hoffen)

Slide 16 - Open vraag

....... du ganz alleine durch Australien?

Slide 17 - Open vraag

Volt. dw.
Nein, wir sind zu dritt durch Australien.....

Slide 18 - Open vraag

e/i Wechsel + a/ä-Wechsel (Wiederholung)

Slide 19 - Tekstslide

e/i-Wechsel en a/ä-Wechsel vindt plaats bij:
A
bij sterke en zwakke werkwoorden in tegenwoordige tijd
B
bij zwakke werkwoorden met een e of a in de stam
C
bij sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd en in de voltooide tijd
D
bij sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 20 - Quizvraag

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden vindt e/i-Wechsel en a/ä-Wechsel plaats?
A
ich + du
B
er/sie/es + ihr
C
du + er/sie/es
D
ihr + du

Slide 21 - Quizvraag

Welke twee werkwoorden krijgen géén e/i-Wechsel?
A
geben und nehmen
B
stehen und gehen
C
geben und stehen
D
nehmen und gehen

Slide 22 - Quizvraag

a/ä und e/i Wechsel
(lesen) Petra ...... ein spannendes Buch
A
lest
B
list
C
liest

Slide 23 - Quizvraag

a/ä und e/i Wechsel
(essen) Was .... er am liebsten?
A
esst
B
isst
C
iesst
D
ist

Slide 24 - Quizvraag

a/ä und e/i Wechsel
(fahren) Wohin .... du?
A
fährst
B
fahrst
C
fahrest
D
fährest

Slide 25 - Quizvraag

a/ä und e/i Wechsel
(nehmen) ...... du morgen Geld mit?
A
nehmst
B
nihmst
C
niehmst
D
nimmst

Slide 26 - Quizvraag

e/i-Wechsel en a-Umlaut
sprechen
sehen
fahren
ich
spreche
sehe
fahre
du
sprichst
siehst
fährst
er/sie/es
spricht
sieht
fährt
wir
sprechen
sehen
fahren
ihr
sprecht
seht
fahren
Sie/sie
sprechen
sehen
fahren

Slide 27 - Tekstslide

Wat is er moeilijk aan onregelmatige werkwoorden?
A
Heel veel regels
B
Worden bijna niet gebruikt
C
Lijken op Franse werkwoorden
D
Geen regels, gewoon leren

Slide 28 - Quizvraag