Oefenen toets hoofdstuk 3

Wat is het verschil tussen een understatement en een eufemisme?
1 / 13
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is het verschil tussen een understatement en een eufemisme?

Slide 1 - Open vraag

Maak een zin met een hyperbool erin.

Slide 2 - Open vraag

In een zin kun je een kww en een zww hebben.
A
Ja
B
Nee
C
Nooit
D
Soms

Slide 3 - Quizvraag

Wij hebben met zijn allen een pizza gegeten. Wat is het zww in deze zin?
A
gegeten
B
hebben
C
allen
D
pizza

Slide 4 - Quizvraag

Wij hebben rijst moeten eten. Wat is het hww in deze zin?
A
hebben en moeten
B
hebben
C
moeten
D
eten

Slide 5 - Quizvraag

Hij schijnt heel erg ziek te zijn. Benoem de soorten werkwoorden.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verschil tussen het infinitief en het hele werkwoord?

Slide 7 - Open vraag

Hoe maak je het onvoltooid deelwoord?

Slide 8 - Open vraag

Fietsend en lachend ging ik naar huis. Wat is het od?
A
fietsend
B
lachend
C
ging
D
fietsend en lachend

Slide 9 - Quizvraag

Wat weet je van het od en het vd als je het bijvoeglijk gebruikt?

Slide 10 - Open vraag

De …….. afstand. Wat is juist?
A
gefietstte
B
gefietste
C
gefietsten

Slide 11 - Quizvraag

De lading is verscheept. De ……. lading. Vul het bn in.

Slide 12 - Open vraag

Ons huis en de schuur zijn gisteren verkocht. Benoem alle woordsoorten.

Slide 13 - Open vraag