M1_herhalingH1

Hoofdstuk 1                        IRAN
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1                        IRAN

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Iran op kaarten
  • Een kaart is een verkleinde tekening van een gebied.
  • 2 soorten kaarten:
      - overzichtskaarten
      - thematische kaarten
  • Bevolkingsdichtheid = het aantal inwoners per vierkante kilometer

Slide 3 - Tekstslide

Hoe lees je een kaart?

 • titel: onderwerp en/of gebied op de kaart.
noordpijl: geeft aan waar het noorden is.
 • legenda: betekenis van kleuren en symbolen.
 • schaal: hoeveel het gebied is verkleind. 




Slide 4 - Tekstslide

plattegrond
Plattegrond= kaart met alle straten en huizenblokken


Slide 5 - Tekstslide

Schaalniveaus

Slide 6 - Tekstslide

Breedteligging en lengteligging

Slide 7 - Tekstslide

Reliëf 
Reliëf = Hoogteverschillen in het landschap 

Hoogteligging = De ligging van een gebied in meters onder of boven het zeeniveau

Slide 8 - Tekstslide

Absolute en relatieve afstand
  • Absoluut = hemelsbreed gemeten, via een rechte lijn. Kan niet veranderen.
  • Relatief = Afstand die je meet in tijd of kosten. Kan dus veranderen.

Slide 9 - Tekstslide

als je steeds meer details op de kaart kunt zien ben je aan het:
A
inzoomen
B
uitzoomen

Slide 10 - Quizvraag

Kaartlezen
Bevolkings
dichtheid
Thematische kaart
Bevolkings
spreiding
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (Inw/km2)
De verdeling van mensen over een land of gebied. 
Begrijpen wat op een kaart staat. Daarvoor heb je vier dingen nodig: de titel, de legenda, de noordpijl en de schaal.
Kaart die over één onderwerp gaat bijvoorbeeld het klimaat.

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de juiste plek op de kaart.
Titel
Legenda
Noordpijl
Schaal

Slide 12 - Sleepvraag

De schaal van een kaart is 1: 4.000.000
1 cm is ....km?
A
4
B
400
C
40
D
4000

Slide 13 - Quizvraag

Op welk schaalniveau is Iran zichtbaar op de kaart hiernaast?
A
Regionale schaal
B
Nationale schaal
C
Continentale schaal
D
Mondiale schaal

Slide 14 - Quizvraag

Op welk schaalniveau is deze kaart over Iran?
A
Lokale schaal
B
Regionale schaal
C
Nationale schaal
D
Mondiale schaal

Slide 15 - Quizvraag

Vijf schaalniveaus: zet in volgorde van groot naar klein schaalniveau.
1.

2.

3.

4.

5.
Continentaal
Mondiaal
Lokaal
Nationaal
Regionaal

Slide 16 - Sleepvraag

Noteer of het om de absolute of relatieve ligging gaat.
a Iran is het meest oostelijk gelegen land in het Midden-Oosten.
b Riad (Riyad) ligt op 34"40' N.B. en 46"40' O.L.
A
a. relatieve ligging b. absolute ligging
B
a. absolute ligging b. relatieve ligging
C
a. relatieve ligging b. relatieve ligging
D
a. absolute ligging b. absolute ligging

Slide 17 - Quizvraag

schrijf de 4 dingen op die op een kaart horen te staan

Slide 18 - Open vraag

Als je een kaart gebruikt bij aardrijkskunde, wat hoeft er niet perse op te staan
A
noordpijl
B
titel
C
legenda
D
schaal

Slide 19 - Quizvraag

Helsinki ligt op 61 graden noorderbreedte. Het ligt dus op...
A
lage breedte
B
hoge breedte
C
geen van beide

Slide 20 - Quizvraag

Welk schaalniveau wordt hier afgebeeld?
A
Lokale schaal
B
Regionale schaal
C
Nationale schaal
D
Continentale schaal

Slide 21 - Quizvraag

Wat laat de schaal van een kaart zien?
A
Hoeveel het gebied is vergroot
B
Hoeveel fruit erin past
C
Hoeveel een gebied is verkleind
D
Wat de legenda betekent

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn inrichtingselementen?
A
Meubels in je huis
B
Huizen, wegen, leidingen, bruggen enz.
C
Oceanen, rivieren, bergen, woestijnen
D
Kaarten, legenda, atlas enz.

Slide 23 - Quizvraag


Wat is een natuurlandschap?
A
Landschap. Waar de mens niks aan gedaan heeft
B
Landschap waar de mens natuur heeft gemaakt.
C
Landschap waar de dieren leven
D
Landschap op een schilderij

Slide 24 - Quizvraag

Leren voor de toets
Hoofdstuk 1, paragraaf 1.1 t/m 1.4
- Leren tekst/foto's figuren leerboek, paragraaf 1.1 t/m 1.4
- Leren begrippen, paragraaf 1.1 t/m 1.4
- Neem alle opdrachten (met bijbehorende antwoorden) nog eens door in je (digitale) werkboek.
- Maak kaartjes met de begrippen op de ene kant en betekenis op de andere kant




Slide 25 - Tekstslide