2h (26-05-2020)

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

halloo 2h

Mededeling

• PO Pinnwand, zie opdracht in magister volgende week dinsdag 2 juni inleveren

• Proefwerk digitaal afgenomen, zie stof magister

• Deze les herhaling van die stof

Hausaufgaben für heute

Schritt 29

Aufgabe 4, 6, 7, L und Q

Lernziele

Heute

• herhaling Vokabeln S23 und S28
• Grammatik werden 
• Grammatik woorden van de der-Gruppe 

Hij is lid van een vereniging.
Vertaal "een vereniging"

1. eine Vereinigung
2. ein Klub
3. ein Verein
4. ein Verband

De sfeer was goed.
vertaal "de sfeer"

1. die Sphere
2. die Atmossphere
3. die Stimmung
4. der Sphere

terwijl

lui

de grap

de gebeurtenis

verschrikkelijk

schrecklich

der Witz

während

faul

das Ereignis

Wiederholung:
Verleden tijd van "worden" en Konjunktiv I

in Nederlands:
worden, verleden tijd: werden

in Duits:
werden,verleden tijd: wurden

voltooide tijd:
ich bin geworden

ich	wurde
du	wurdest
er/sie/es	wurde
wir	wurden
ihr	wurdet
Sie/sie	wurden

Konjunktiv I

Konjunktiv wordt vaak gebruikt in officiële taal. Vooral in kranten en vakbladen terug te vinden.

ich                 würde             ik zou

du                  würdest         jij zou

er/sie/es     würde             hij/zij/het zou/zouden  

wir                 würden           wij zouden

ihr                  würdet            jullie zouden

Sie/sie         würden           u/zij zou/zouden

der-Gruppe

• De woorden die bij de der-Gruppe horen hebben dezelfde vervoeging als hierboven.
• De woorden van de der-Gruppe zijn: dies-, jen-, jed-, manch-, solch-, welch-, all-

	m	v	o	mv
+1	der	die	das	die
	dies-er	welch-e	jed-es	all-e

woorden van de der-Gruppe

1. dies-  =  deze, dit

• Dieser Turm (m) is hoch.

2. jen-  = die, dat

• In combinatie met "deze". Komt niet vaak voor.

• Dieser Turm ist höher als jener Turm in Aachen 

woorden van de der-Gruppe

3. jed- = ieder, elke

• Er will immer jede Austellung (v) besuchen.

4. manch- = menig (ev.) en sommige (mv.)

• Manches Haus muss renoviert werden
• Manche Menschen würden das nicht akzeptieren

woorden van de der-Gruppe

5. solch-  = zulke

• Solche Menschen (mv) gibt es doch nicht.

6. welch- = welke

• Welche Adresse(v) muss ich besuchen?

woorden van de der-Gruppe

7. all- = alle

• Wir haben alle Arbeitnehmer (mv) nach Hause geschickt.  

struikelblokken 

1. Het woordje jen- wordt zelden gebruikt.

• Vaak in tegenstelling tot "dies".

• Was findest du schöner, diese Blumen(mv) hier oder jene Blumen(mv) da drüben?

struikelblokken

2. manch- komt vooral in het meervoud voor.

• Denk aan het Nederlands:

• Sommige kinderen (mv. In Duits: manche Kinder) 

en 

• menig kind (ev. In Duits: manches Kind)

Struikelblokken

3. jed-, komt alleen in het enkelvoud voor. 

• Jedes Kind weißt so etwas.

• all- komt alleen in het meervoud voor.

Alle Kinder haben die Hausaufgaben gemacht.

Wiederholung:
Regelmatige werkwoorden dauern en feiern

• werkwoorden dauern en feiern

• stam maken

• dauern  = dauer-
• feiern = feier-

uitgangen 

ich	angl - e
du	angel- st
er/sie/es	angel- t
wir	angel- n
ihr	angel- t
Sie/sie	angel- n

Bij ich valt de "e" weg voor het einde van de stam

Bij wir en Sie/sie komt er een "n" te staan ipv -en 

De voltooide tijd is Ich habe geangelt

Regelmatige werkwoorden zoals regnen en rechnen

Een aantal werkwoorden krijgt
een -e in de uitgang bij du, er/sie/es en ihr

- atmen (ademen), stam: atm-
- begegnen (tegenkomen), stam: begegn-
- öffnen (openen), stam: öffn-
- rechnen (rekenen), stam: rechn-
- regnen (regenen), stam: regn-
- zeichnen (tekenen), stam: zeichn-

 

Voorbeeld "rechnen" (rekenen)

ich                       rechn-    e

du                        rechn-    est

er/sie/es           rechn-    et

wir                       rechn-    en

ihr                        rechn-    et

Sie/sie               rechn-    en

voltooide tijd 

Ich habe gerechnet

Wanneer wordt de Konjunktiv I gebruikt?

1. toekomst
2. beleefdheid
3. formeel
4. vraag

Wat betekent "dies"

1. deze
2. elke
3. deze en dit
4. iedere

In combinatie met welk woord komt dies voor?

1. jede
2. jene
3. welche
4. all

Wanneer komt "manch" voor

1. in het enkelvoud
2. meervoud
3. enkel- en meervoud

Wanner komt "jede" voor?

1. meervoud
2. enkelvoud
3. meervoud en enkelvoud

Welke vertaling is goed?

Waar werd de auto gemaakt?

1. wo wird der Auto hergestellt?
2. wo würde der Auto hergestellt?
3. Wo werdet der Auto hergestellt
4. Wo wurde der Auto hergestellt.

Welke vertaling is goed?

Ik zou dat niet doen.

1. Ich werde das nicht machen.
2. Ich würde das nicht machen.
3. Ich wurde das nicht machen
4. Ich werdet das nicht machen

Welke vertaling is goed?

Hoe lang duurt het nog?

1. Wie lange dauer es noch?
2. Wie lange dauerst es noch?
3. Wie lange dauert es noch?
4. Wie lange dauerte es noch?

Vertaal de onderstaande zin.
"De sporter ademt heel snel."

1. Der Sportler atmetet sehr schnell.
2. Die Sportler atmete sehr schnell.
3. Der Sportler atmet sehr schnell.
4. Der Sportler atmete sehr schnell.

Wiederholung Lernziele

Heute

• herhaling Vokabeln S23 und S28
  
• Grammatik werden
  
• Grammatik woorden van de der-Gruppe 

Hausaufgaben

Leren stof proefwerk

Maken Schritt 30 Aufgabe 1, 3, 4, 6

Bis zum nächsten Mal