Handig rekenen - online Uitleg

Dag 1 - handig rekenen
  1. Handig rekenen strategieën bij optellen en aftrekken (2.1)
  2. Handig rekenen strategieën bij vermenigvuldigen (2.2)
  3. Handig rekenen strategieën bij delen (2.3)
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Dag 1 - handig rekenen
  1. Handig rekenen strategieën bij optellen en aftrekken (2.1)
  2. Handig rekenen strategieën bij vermenigvuldigen (2.2)
  3. Handig rekenen strategieën bij delen (2.3)

Slide 1 - Tekstslide

Handig rekenen (HR)
  • HR pas je toe bij deel 1 van de wiscat-toets (uit het hoofd rekenen: 15 opgaven)
  • Je maakt gebruik van eigenschappen van bewerkingen en relaties tussen getallen
  • Het is handig om verschillende rekenstrategieën te kennen

Slide 2 - Tekstslide

2.1 opgave 1a. 297 + 458
Reken handig uit op jouw manier
(noteer het antwoord & stuur foto van je uitwerking)
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

2.1 opgave 2.b 427 - 199 =
Reken handig uit op jouw manier
(noteer het antwoord & stuur foto van je uitwerking)
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

2.1 Handig optellen en aftrekken
strategie: Compenseren (opgave 1 en 2, p. 25)

Optellen
1a. (297 +3) + (458 -3 ) = 300 + 455 = 755

Denk aan de tribunecontext:
Aftrekken
2b. (427 + 1) – (199 + 1) = 428 – 200 = 228

Denk aan een leeftijdsverschil
Het verschil blijft hetzelfde

Slide 5 - Tekstslide

2.1 
Strategie: Verwisselen en schakelen (opgave 3, p.25) 
Kijk eerst goed naar de getallen!

3a. 28 + 53 + 12 + 17 = 

Oplossing:
28 + 53 + 12 + 17 = 28 + 12 + 53  + 17 = 40 + 70

Slide 6 - Tekstslide

2.1 
aftrekken door aanvullen (optellen) (opg. 4, p.25)
4c. 90 - 88,65 = 1,35

oplossing door aanvullen:
88,65 + 0,35 =89
89 + 1 = 90

Slide 7 - Tekstslide

2.2 keer
Reken handig met vermenigvuldigen

Slide 8 - Tekstslide

2.2 opgave 1a. 50 x 38 x 20
Reken handig uit op jouw manier
(noteer het antwoord & stuur foto van je uitwerking)
timer
1:00

Slide 9 - Open vraag

2.2 Keer
strategie: Verwissel en schakelen (opgave 1, p.27)

50 x 38 x 20  = 
38 x 50 x 20
38 x 1000 =  38 000 

Slide 10 - Tekstslide

2.2 opgave 2a. 13 x 15
Reken handig uit op jouw manier
(noteer het antwoord & stuur foto van je uitwerking)
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

2.2 keer
Strategie: rekenen met verdeeleigenschap (opg. 2, p.27)
  1. 2a. 13 x 15 = (10 + 3) x 15 =
                    = 10 x 15 + 3 x 15 = 150 + 45 = 195

of
13 x 15 = 13 x (10 + 5) 
               = 13 x 10 + 13 x 5
               = 130 + 65



Slide 12 - Tekstslide

2.2 opgave 3b. 6,8 x 5 =
Reken handig uit op jouw manier
(noteer het antwoord & stuur foto van je uitwerking)
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

2.2 Keer
Strategie: Verdubbelen en halveren (opdracht 3, p.27)
3b. 6,8 x 5 = 3,4 x 10 = 34

nog een voorbeeld:
18 x 25 = 9 x 50 = 450

Slide 14 - Tekstslide

2.3 Delen
Reken handig met Delen

Slide 15 - Tekstslide

2a. 19,5 : 5 =
Reken handig uit op jouw manier
(noteer het antwoord & stuur foto van je uitwerking)
timer
1:00

Slide 16 - Open vraag

2.3 Delen
Strategie: vergroten of verkleinen (opgave 2, p 29)
Beide verdubbelen
2a. 19,5 : 5 = 39 : 10 = 3,9   (bijv. handig bij delen door 5, 50, 25 )


Slide 17 - Tekstslide

2d. 3.000.000.000 : 1.500.000 =
Reken handig uit op jouw manier
(noteer het antwoord & stuur foto van je uitwerking)
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

1.3 Delen
Strategie: vergroten of verkleinen (opgave 2, p 29)
Beide delen door 10, 100, 1000 etc (evenveel nullen weg)
2d. 3.000.000.000 : 1.500.000 =300.000 : 15 = 20.000

Slide 19 - Tekstslide

2f. 25 : 0,02 =
Reken handig uit op jouw manier
(noteer het antwoord & stuur foto van je uitwerking)
timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

1.3 delen 
Strategie: vergroten of verkleinen (opgave 2, p 29)
Beide keer 10, 100, 100 etc (komma's weg)
2f. 25 : 0,02 = 2500 : 2 = 1250


Slide 21 - Tekstslide

vergroten of verkleinen (3 situaties)
(opgave 2, p 29)
Beide keer 10, 100, 100 etc (komma's weg)
2f. 25 : 0,02 = 2500 : 2 = 1250

Beide verdubbelen
2a. 19,5 : 5 = 39 : 10 = 3,9   (bijv. handig bij delen door 5, 50, 25 )

Beide delen door 10, 100, 1000 etc (evenveel nullen weg)
2d. 3.000.000.000 : 1.500.000 =300.000 : 15 = 20.000

Slide 22 - Tekstslide

1.3 Delen
Strategie: delen met rest (opgave 5, p.29)
5a. 148 : 13 =

Oplossing:
130 : 13 = 10
18 : 13 = 1 rest 5
130 + 18 = 148

antwoord 11 rest 5

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide