Grammatica - woordsoorten

Grammatica
Woordsoorten
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog/al over grammatica? (zinsdelen en woordsoorten)

Slide 2 - Woordweb

Zinsontleding

Je kunt een zin in stukken hakken. Elk stuk heeft een andere functie in de zin.

Ik ga naar de supermarkt.
Ik -> wie doet iets?
ga -> wat wordt er gedaan?
naar de supermarkt -> waar is het?
Woordsoorten

Elke zin bestaat uit verschillende soorten woorden. Het ene woord is anders dan het andere woord.

Telefoneren -> iets dat je doet
Telefoon -> een voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Woordsoorten
Wat voor soort woord is een woord?

Slide 4 - Tekstslide




Hoe verdeel je een zin in woordsoorten?

Kiki gaat naar school fietsen.
Kiki | gaat | naar | school | fietsen.


Kiki: ZN
gaat: WW
naar: VZ
school: ZN
fietsen: WW

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord lidwoord

VIDEO NIEUW NEDERLANDS

Nina loopt naar school.
ZN: Nina school

Slide 6 - Tekstslide

Natasha en Tom willen morgen wel naar het pretpark.

Slide 7 - Open vraag

Was de intocht van Sinterklaas dit jaar in Hellevoetsluis?

Slide 8 - Open vraag

In deze zin staat OLW of BLW: Ik wil niet naar de dansles want mijn hond heeft het balletje weer doorgeslikt.
A
Onbepaalde lidwoorden (OLW)
B
Bepaalde lidwoorden (LW)

Slide 9 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
VIDEO NIEUW NEDERLANDS

Nina heeft haar mooie bril op de houten tafel gelegd.
BN: mooie houten

Slide 10 - Tekstslide

Wil je alsjeblieft die vieze, oude boterham weggooien?

Slide 11 - Open vraag

Morgen zal mijn lieve nichtje de allernieuwste iPhone voor mij kopen.

Slide 12 - Open vraag